Precies op tijd: een warm sprookje met charme

Oceaankind is een modern sprookje over een kleine jongen met zes tweelingbroers – dus drie sets van twee. Het mannetje heet Yann en is zo klein dat hij in een boodschappentas past. Er is nog iets vreemds met hem aan de hand: hij zegt geen woord, al is hij bepaald niet dom. Thuis hebben de jongens het niet zo getroffen, met een kettingrokende slons van een moeder en een bullebak van een vader.

De thuissituatie is aan het begin treffend in beeld gebracht: Yann heeft zijn boeken niet bij zich op zijn eerste schooldag en wordt naar huis gebracht door de sociaal assistente (vast en zeker typisch Vlaams, geen idee hoe zo iemand in Nederland heet en of er überhaupt iemand met zo’n baan in ons onderwijssysteem aanwezig is). Als zij Yanns moeder daarover wil spreken, krijgt ze de wind van voren. De agressief blaffende hond krijgt een pets met een gietijzeren pan op zijn neus en taait af. Welkom in de wereld van Yann, die ’s avonds in slaap valt met een groot encyclopedisch boek over de wereld – een wereld vol avontuur en ontdekkingen.

Pa en moe hebben voortdurend ruzie en als Yann op een avond een onheilspellend gesprek tussen de twee opvangt, mobiliseert hij zijn broers en lopen ze weg van huis. Waarheen? Naar de oceaan natuurlijk. Die tocht wordt prachtig in beeld gebracht door de Belgische stripmaker Stedho, een alleskunner die net zo gemakkelijk invoelende kinderverhalen tekent als sterke actiestrips, zoals het drieluik Red Rider, de moderne variant van de Rode Ridder uit 2017. In Oceaankind is het vooral het stemmige kleurgebruik dat de toon zet: alles is grauw, donker, maar toch niet triest. Zie de omslagillustratie: zelfs een strandscène is geen uitbundige zee van kleuren.

Yann ontpopt zich als de leider van het stel, hij weet de weg. Onderweg ontmoeten ze allerlei figuren die ze min of meer verder helpen. Scenarist Maxe L’Hermenier herschreef de niet in het Nederlands vertaalde roman van de bekroonde Franse kinderboekenschrijver Jean-Claude Mourlevat tot een sprookje. Dat pakt goed uit, al volgen er wat vreemde kunstgrepen aan het einde van het verhaal die voor de doelgroep (10-12 jaar) misschien niet heel duidelijk zijn – iets met vertelstemmen die zaken in twijfel trekken.

Toch zit er iets onweerstaanbaars in Oceaankind: het gevoel dat je ook hebt bij kerstfilms, bij de winter die dan wel grauw is, maar ook verwarmend en cosy. Het tekenwerk is daar voor een groot deel verantwoordelijk voor. Stedho tekent innemende figuurtjes die vriendelijk zijn – ook al stinken ze een uur in de wind, zoals de mensen onderweg opmerken. Het idee van een klein mannetje dat in een big shopper past is curieus. Dat hij niet praat, is schattig maar is niet consequent vol te houden: als hij uiteindelijk toch iets belangrijks moet uitleggen, ‘lezen’ we zijn handgebaren gewoon in tekstballonnetjes. Oceaankind is misschien niet het meest consistente stripsprookje dat er is, met zijn charme en ontwikkeling is het bij uitstek een winters verhaal dat het goed doet, zo tegen de kerst aan.

Stefan Nieuwenhuis

Maxe L’Hermenier & Stedho – Oceaankind (naar de roman van Jean-Claude Mourlevat). Diedeldus. 64 blz. € 9,25.