In de reeks ‘Drieluik’ leest en bespreekt Willem Goedhart drie boeken die sterk met elkaar samenhangen of op elkaar voortbouwen. Dit eerste kwartaal buigt hij zich over de moeder aller horrorverhalen: Frankenstein van Mary Shelley (1818), met vandaag Jeanette Wintersons Frankissstein (2019). Volgende maand volgt Mary (2021) van Anne Eekhout.

De menselijke droom

Wat zou er gebeuren als een briljante wetenschapper vandaag de dag het op zijn heupen krijgt en een nieuwe levensvorm wil scheppen? Het is de premisse die aan de basis ligt van Frankissstein van de Britse topschrijver Jeanette Winterson: een roman die nadrukkelijk bedoeld is als een hedendaagse tegenhanger van Shelley’s klassieker Frankenstein. In een tijd waarin de wetenschap veel dichter bij de oorspronkelijke droom van Victor Frankenstein is geraakt en de wereld tegelijkertijd onherkenbaar veranderd is, laat Winterson zien dat de menselijke droom om leven te scheppen of zichzelf het eeuwige leven te bezorgen nog altijd springlevend en beangstigend is.

Frankissstein bevat grofweg twee grote verhaallijnen, waarvan de eerste zich in het verleden afspeelt, om precies te zijn tijdens het leven van Mary Shelley. We kruipen in het hoofd van de jonge schrijver die haar thuisland ontvluchtte en nu met een stel kunstenaars, waaronder Lord Byron en haar echtgenoot Percy Shelley, bivakkeert in een villa aan het meer van Genève. Winterson weet dat verblijf prachtig neer te zetten in sfeervolle scènes, waarbij ze niet de makkelijke weg kiest van wilde, onwelvoeglijke verhalen die de dorpelingen over de kunstenaars vertellen, maar juist veel filosofische discussies en menselijk drama beschrijft tussen de beroemde figuren. Mary is daarbij enerzijds het moreel geweten van de groep, maar ze maakt zich ook druk over en sterk voor de positie van vrouwen. Ondertussen broeit in haar brein het verhaal dat uiteindelijk Frankenstein zal worden, en zodoende geeft Winterson de klassieke roman enkele verklarende achtergronden en auteursintenties mee. Als Mary na een klamme nacht vol wijn en gefilosofeer in de vroege ochtend de villa verlaat en naakt door de regen wandelt, stroomt de inspiratie vanzelf uit de hemel.

And yet it is the language of our thoughts that tortures us more than any excess or deprivation of nature. What would it be like – nay, what would it be? There is no like, no likeness to this question. What would it be, to be a being without language – not an animal, but something nearer to myself?

Een antwoord op deze vragen geeft Shelley uiteindelijk in haar beroemde, psychologische roman. Overigens eindigt Winterson daar niet met de historische verhaallijn: het tragische leven van Mary Shelley en het verlies van haar kinderen en echtgenoot wordt dramatisch maar niet te sentimenteel beschreven, en tegen het eind vindt de schrijver een compagnon in Byrons verstoten dochter Ada Lovelace, die tegenwoordig als de ‘bedenker’ van de computer wordt beschouwd.

Daarmee is de link met het heden en de tweede verhaallijn gelegd: in het Manchester van 2019 volgen we Ry: een transgender arts die lichaamsamputaties uitvoert. Hij raakt bevriend met (en in de ban van) de charismatische wetenschapper Victor Stein, een expert op het gebied van kunstmatige intelligentie met een verborgen agenda. Op een tripje naar Arizona neemt Stein zijn metgezel mee naar ALCOR: een echt bestaande organisatie waar 182 menselijke lichamen (of hun hoofden) zijn ingevroren, in de hoop om ergens in de toekomst tot leven te worden gewekt. Stein is precies dat van plan: hij wil het brein van Jack Good – zijn mentor en een compagnon van de enigmatische codekraker Alan Turing – uploaden naar de microkosmos en hem zodoende een eeuwig leven gunnen. Dit geheime experiment zal plaatsvinden in de ondergrondse tunnels van Manchester uit de Tweede Wereldoorlog.

Hoewel dit in eerste instantie klinkt als het speculatieve plot van een sciencefiction B-film, weet Winterson er een veelzijdig verhaal vol ethische vraagstukken omheen te scheppen. Zo speelt gender een belangrijke rol; Ry en Victor krijgen een verhouding, maar weten zich niet goed tot elkaar te verhouden omdat ze worstelen met de klassieke genderpatronen. Deze lijn wordt nog eens verder opgerekt door de introductie van businessmagnaat Ron, die een lucratieve handel drijft in seksrobots. Deze beperkte vormen van kunstmatige intelligentie voldoen aan alle clichés van afhankelijke vrouwen en dominante mannen, en juist daardoor floreert de verkoop. Winterson plaatst ook nog de kritische journalist Polly in de mix en Rons religieuze vriendin Claire, die uiteindelijk allemaal betrokken raken bij het experiment van Victor. Plottechnisch is dit niet altijd even geloofwaardig, maar het levert wel veel boeiende scènes op waarin verschillende wereldbeelden en overtuigingen met elkaar botsen.

Waar dit wellicht klinkt als tamelijk zware en ingewikkelde kost, lukt het Winterson juist om de boel verrassend licht te houden, doordat ze veel humor in het verhaal heeft gestopt. Niet alleen speelt ze met bekende clichés rondom gender, kapitalisme, religie, technologie en wetenschap; de dialogen en situaties lijken soms regelrecht afkomstig uit komische tv-series.

Have we ever been ready? said Victor. Progress is a series of accidents, of mistakes made in a hurry, of unforeseen consequences. So what? None of us know what will happen to us when we leave home in the morning. Simply, we go.
Heads up then, said Ron. Haha.
Will you shut up? I said.
No, I won’t shut up, Bloody Mary, said Ron. What I want to know is this; if that iHead, of Jack-thing, comes back to life, then what happens?
I get the Pulitzer Prize, said Polly.

De eigentijdse verhaallijn over Victor Stein lijkt in eerste instantie aardig ver verwijderd van hetgeen Mary Shelley in de negentiende eeuw doormaakt, en Winterson probeert gelukkig niet krampachtig deze afzonderlijke episodes met elkaar te verbinden, op een onverwachte wending na. Er is echter zeker sprake van thematische overlap: in feite zijn de gesprekken tussen Byron, zijn geleerde lijfarts, flegmatische minnares en de Shelleys van hetzelfde laken een pak als het curieuze groepje rondom Stein. Het verschil zit erin dat in de negentiende eeuw het fantasierijke gedachtegoed van de intellectuelen in verhalen wordt gegoten, en dat er tweehonderd jaar later daadwerkelijk wetenschappelijke ontwikkelingen voorhanden zijn om die dromen te realiseren. De vraag in hoeverre dergelijke experimenten ethisch en (moreel) verantwoord zijn hangt als een zwaard van Damocles boven de roman, maar deze wordt uiteindelijk niet door Winterson beantwoord: het verhaal kent een open einde, net als de huidige stand van zaken omtrent kunstmatige intelligentie. Er kan steeds meer, en het is aan de mensheid om goed na te denken over de gevolgen van transhumane levensvormen.

Het knappe aan deze roman is dat Winterson elk afzonderlijk gedeelte – er is ook nog een lijn waarin de romanfiguur Victor Frankenstein in een psychiatrisch ziekenhuis van Londen verblijft – van een geheel eigen sfeer en taalgebruik voorziet. Het leven van Mary Shelley leest als een gothic novel met psychologische diepgang, geheel in de stijl van Frankenstein, maar vlotter verteld en met een feministische, moderne ik-verteller in de figuur van Mary. Het verhaal over Victor & Co. staat bol van het eigentijds taalgebruik en is doorspekt met (soms iets te droge) pleidooien en uiteenzettingen over de laatste ontwikkelingen op het gebied van technologie en kunstmatige intelligentie. Winterson heeft zich duidelijk goed in de materie verdiept, en weet deze abstracte stof zeer begrijpelijk te maken voor de lezer.

Frankissstein is kortom een wervelende roman: eentje waarin veel – misschien wel te veel – thema’s met elkaar worden verbonden in een spannend plot vol prangende dilemma’s. Het verhaal lijdt soms een beetje onder de ironische toon en geforceerde plotwendingen, maar daardoor blijven de verwikkelingen wel aantrekkelijk en goed behapbaar. In ieder geval is Winterson er meer dan in geslaagd om de ideeënrijkdom uit Shelley’s klassieker naar onze roerige tijd te verplaatsen, en ook nog eens de ontstaansgeschiedenis van Frankenstein met veel smaak in te kleuren. Daarmee is Frankissstein een veelzijdige en intelligente roman die beslist recht doet aan het eigenzinnige origineel.

Willem Goedhart

Jeanette Winterson – Frankissstein. Jonathan Cape, London. 346 blz. € 13,99.
Jeanette Winterson – Frankusstein. Vertaald door Arthur Wevers. Atlas Contact, Amsterdam. 378 blz. € 17,50.