Gedichten voor het einde van een oorlog

Toen de Duitse troepen in 1918 zich na vier jaar bezetting uit Antwerpen terugtrokken, reisde Paul van Ostaijen noodgedwongen mee naar Berlijn waar hij in 1921 zijn oorlogservaringen verwerkte in de monumentale dichtbundel Bezette Stad. Het was voor Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek aanleiding om in het coronajaar 2021 het honderdjarig bestaan van de bundel te herdenken met Besmette Stad, waarin 65 kunstenaars hun actuele interpretatie gaven van een van Van Ostaijens gedichten.

Nu het jubileumjaar ten einde is, herhalen zij hun initiatief door, heel toepasselijk, het slotgedicht uit Bezette Stad, ‘De Aftocht’, opnieuw aan een aantal kunstenaars voor te leggen. 35 zijn het er deze keer, zowel Duitsers als Nederlanders en Vlamingen. De redactie is voor dit boek uitgebreid met Anna Eble en Marleen Nagtegaal, terwijl een aantal vertalers de Duitstalige bijdragen naar het Nederlands heeft vertaald. Een deel van bijdragen brengt de tijd van Paul van Ostaijen in herinnering, terwijl andere zich meer op de actualiteit richten. Lees bijvoorbeeld het begin van ‘De afspraak’ van Maxim Februari:

Je hebt er kracht voor nodig om zo slecht te zijn:
de mens is goed, behalve hij die het kan weten;
de zonde is een functie van de moed,
vergeving is een deugd, maar tucht is beter.
Door de computer zwemt een brief zijn kamer binnen,
het scherm vol logo’s van het testkantoor;
zijn naam staat erop, hij ziet het en hij schrikt
tussen de nietszeggendheid van kop en slot
dringt hard de ondergang der mensheid door.
Twaalf uur, leest hij, godlof dat red ik wel.
En kijkt van louter schuldbesef omhoog, en zijgt ineen, zit
hardop gevouwen in zichzelf, alsof hij bidt,
op het Svärta bed met de Värruta spreien.
Wat nu? De mens ten prooi aan hebzucht, iemand – wie? –
moet boeten. Heer laat hij het zijn.
Staat op, verruilt zijn angst voor hoop
op pijn.

De aftocht heeft vele gezichten. Verderop voert dit gedicht de lezer duidelijk de pandemie in. Natuurlijk, want voor Europa’s meest recente oorlog kwam het boek te vroeg. In veel bijdragen blijkt dat de poëzie, de kunst zich evenwel niet voor één oorlog laat vangen. Universeler dan de geschiedenis is ze. Pieter Waterdrinker brengt de aftocht uit Antwerpen in verband met zijn eigen stad, die weliswaar nooit bezet was, maar wel belegerd. Maar ook dan ligt de actualiteit om de hoek. Een kort fragment uit zijn verhaal ‘Over het rijmen van de geschiedenis’:

In één van mijn boeken meld ik dat de geschiedenis zich niet herhaalt maar rijmt. Niet mijn woorden. Ze komen van Mark Twain. Amerikaan. Schrijver.
[…]
Nee, de stad was nooit bezet. De stad waar ik met mijn vrouw en onze poezen woon. Sint-Petersburg. Wel was ze belegerd. Door de nazi’s. Meer dan negenhonderd dagen lang. Ten tijde van de Grote Vaderlandse Oorlog. De Tweede Wereldoorlog. De fameuze blokkade van Leningrad.
Hoeveel doden ook alweer?
Een miljoen.
Een miljoen doden.
Uitgehongerd. Doodgevroren. Bezweken aan ziektes.
Intussen, hoe prachtig Mark Twains uitspraak ook, herhaalt de geschiedenis zich natuurlijk wel degelijk. Nooit één op één. Soms als grap. Soms als parodie. Meestal als tragedie. Eigenlijk altijd als een tragedie.
Kaboel.

De 35 kunstenaars die meewerkten aan De aftocht, waaronder, behalve de genoemde, bekende dichters als Anneke Brassinga en Radna Fabias, maar bijvoorbeeld ook de Berlijnse kunstenares Majla Zeneli van wie de reeks tekeningen ‘Der Rückzug’ is opgenomen, kozen ieder voor zich voor een unieke, persoonlijke invalshoek.

Bijzonder vind ik ‘Ich verstehe euch nicht’ van iemand die zich verschuilt achter het pseudoniem ‘Asta’. Iedereen die enigszins bekend is met Van Ostaijens werk zal die schuilnaam in verband brengen met Asta Nielsen (1881-1972), de Deense filmdiva die door Paul van Ostaijen in Bezette stad vereeuwigd is. Maar de samenstellers hebben de bijzondere bijdrage van deze Asta, eerst in het Duits, later nogmaals in het Nederlands, ontvangen en geplaatst, terwijl de identiteit van de schrijver onbekend is gebleven. Haar(?) bijdrage is een dystopisch verhaal dat in korte schetsen heen en weer springt tussen 2021 en 2025. Zeer de moeite waard.

Dat geldt zeker ook voor de Congolees-Friese kunstenaar/drummer/dichter Michelle Samba met haar gedicht ‘ik sil it omdraaie’:

ik sil it omdraaie
mei skik in stok skaaie
it ritmysk opjeie
ûntmantelje ûntmaskerje ûntsmette
It slûge sân en it heldere wetter
de sjongende sinne fan it begjin en it letter
ik sil it omfleane omearmje omkeare
ik sil it opjeie omdraaie fuortjeie
ik sil it ik sil it ik sil it ik sil
lûd jaan fel skodzjend op fel en op skoaten
yn rym yn myn skik yn myn langst meikoarten
himmelje troch mei it lûd tikkeboartsje
alles is stil alles alles is trommelje
lit ik it lit ik it lit ik it skolferje
ea bin ik sûn en fereale op lûd op myn

fytsketting appelsmots fytsketting boem
op myn oarsprong
KNAL!
op myn wêzen sûnder wurden,
it sil heve wy rinne wy binne oan ’t helen
PATS!
en we sille mei ús sinzgjend sân skonken hannen
skepke foar skepke
de diken fersterkje
foar lettere heiten en memmen en mear
en troch tikket it ritme it tikket grif yn leafde
en it sprekt yn de trom en de trom sprekt yn wille
sadat iderien ferstean kin hoe’t ik it omdraaie sil

Omdat alleen de Duitstalige bijdragen (overigens erg goed!) vertaald zijn, is dat voor ‘ik sil it omdraaie’ kennelijk niet nodig geacht. (Op deburen.eu/besmette-stad/162/michelle-samba kun je de vertaling door Jabik Veenbaas terugvinden.)

Net als Besmette stad is De aftocht een bundel van uitersten geworden. Maar ook dit nieuwe boek bevat weer vele verassende, creatieve en aanstekelijke antwoorden op het honderd jaar oude gedicht ‘De aftocht’ van Paul van Ostaijen. En net als zijn voorganger is het een cadeautje, zowel naar inhoud als naar prijs.

Jan de Jong

35 kunstenaars – De aftocht. 35 kunstenaars antwoorden op het slotgedicht van Paul van Ostaijens Bezette Stad. Samenstelling: Anna Eble, Marleen Nagtegaal, Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek. Pelckmans, Kalmthout. 224 blz. € 20,00.