De vrouw van vele manieren – Over Evi Aarens en Ilja Leonard Pfeijffer

De uit veertien cirkels bestaande sonnettenkransenkrans Disoriëntaties van Evi Aarens staat bol van de verwijzingen naar literaire werken van filosofen, schrijvers en dichters zoals Plato, Dante, Milton, Joyce, Nijhoff, Lucebert en Min. Allemaal zingen ze mee in de magistrale koorzang die hier is gecreëerd. Door één auteur lijkt Aarens echter meer te zijn beïnvloed dan door alle anderen en dat is de boekenweekgeschenkauteur van dit jaar Ilja Leonard Pfeijffer. Zo legt Aarens een opmerkelijk overeenkomstige geëngageerdheid aan de dag en mengt ze zich op intrigerende wijze in Pfeijffers schimmenspel met identiteiten. Bovendien kiest ze net als hij voor de vaste vorm. Onderzoek van onder meer Jeroen Dera heeft inmiddels uitgewezen dat de persoon van Evi Aarens niet bestaat zoals die op de website van de uitgever in het biografietje wordt beschreven. In verschillende besprekingen van Disoriëntaties wordt gesteld dat er achter deze naam waarschijnlijk een bekende dichter schuilgaat. Pfeijffers naam wordt meerdere malen genoemd.

In Pfeijffers bundel Idyllen uit 2015 doet de ik-figuur uit de zevende idylle een oproep aan de ‘lieve dichtertjes van Nederland en België’:

Het is een oproep om de ivoren torens te verlaten en de blik op de wereld te richten. Wat je in die wereld zoal tegenkomt wordt door Pfeijffer beschreven in de achttiende idylle, waarin de ik-figuur een vluchteling is die Europa probeert te bereiken:

Evi Aarens lijkt aan de oproep uit Pfeijffers zevende idylle prompt gehoor te geven door in haar sonnettenkransenkrans in de negende cirkel de vluchtelingen uit Pfeijffers idylle eveneens een prominente plaats te gunnen in haar verzen. Bovendien laat ze de ik-figuur van haar gedicht zich afvragen of zij dat inderdaad op die manier moet doen:

In de volgende vier regels spint ze een gedachte uit die sterk doet denken aan hoofdstuk elf uit Pfeijffers Grand Hotel Europa waarin de uit Syrië naar Italië gevluchte Abdul zijn verhaal vertelt. Later in de roman blijkt Abdul dat te hebben gebaseerd op de Aeneis van Vergilius. Eva Aarens schrijft in Disoriëntaties:

Enkele sonnetten eerder is de ik-figuur op de rug van een stier beland waar ze ‘Europa’ wordt gedoopt. De stier, die behoorlijk Zeusiaanse trekken vertoont, ‘glijdt als een vlieger door de nacht’ – hier zingt M. Vasalis mee – en brengt de ik-figuur naar een ‘nieuwe tuin’:

Aarens verwijst hiermee naar de verzen over Europa en de stier in het tweede boek van Metamorphosen van Ovidius en ze koppelt die aan de vluchtelingencrisis. De stier zwemt niet, zoals bij Ovidius, maar hij blijkt te kunnen vliegen. De regels vertonen interessante overeenkomsten met een fragment uit de brief die Ilja Leonard Pfeijffer opnam als voorwoord van de verzamelbundel Gelukszoekers uit 2015. Ook daarin wordt gerefereerd aan Ovidius en ook daarin wordt er een koppeling gemaakt met de vluchtelingencrisis. De brief heeft als aanhef ‘Madame’ en begint met het ophalen van een herinnering die madame Europa heeft aan haar jeugd:

Er verscheen een stier op het strand. U schrok. Maar u rende niet weg, want bang bent u nooit geweest en het beest fascineerde u. Het was een magnifiek dier, groter dan elke stier die u ooit eerder had gezien.  (…) Hij zakte door zijn knieën en keek u aan alsof hij u uitnodigde. U klom op zijn rug. Hij verhief zich en liep een rondje met u over het strand. U vond hem machtig mooi. U slaakte kreetjes van opwinding, zoals meisjes van goede komaf dat in lang vervlogen tijden plachten te doen. Maar toen liep hij met u op zijn rug de zee in. Voordat u besefte wat er gebeurde, begon hij te zwemmen.

Een ander mythisch personage dat bij Aarens opduikt en dat ook in Pfeijffers oeuvre een betrekkelijk prominente tol speelt is Lilith. In de geschiedenis kreeg deze mysterieuze verschijning verschillende identiteiten aangemeten. Zo werd zij gezien als de eerste vrouw van Adam, voordat Eva haar opvolgde, en ook als een demon die ’s nachts mannen bezoekt als ze alleen liggen te slapen om hen te dwingen tot seks. In de tiende cirkel van Disoriëntaties is er een eenzame ik-figuur aan het woord die een vrouw voor zich ziet opdoemen en dan verzucht:

De vrouw die hier wordt verleid noemt enkele sonnetten later haar naam en dan volgt er zowaar een indirecte uitnodiging aan de lezer om na te denken over de mogelijke intertekstuele implicaties daarvan:

Bij Ilja Leonard Pfeijffer treedt Lilith al in 2007 aan. In dat jaar begeeft de schrijver zich in de virtuele internetwereld van Second Life. Zijn avatar geeft hij de naam Lilith Lunardi. Zij werkt als paaldanseres in een nachtclub. Over de avonturen die hij in deze hoedanigheid beleeft schrijft Pfeijffer columns voor nrc.next die ten slotte gebundeld worden in Second Life. Verhalen en reportages uit een tweede leven. ‘Misschien’, meldt Pfeijffer over Lilith, ‘was ik wel meer mijzelf toen zij mij was dan nu ik over haar schrijf. Misschien gaat dit boek meer over mij dan ik wil weten.’ In 2008 schrijft Pfeijffer een gedichtencyclus bestaande uit 37 strofen met als titel ‘Lilith’. Opnieuw is Lilith ‘een beeld van licht en pixels’ dat op een monitor verschijnt. Pfeijffer schrijft:

In deze regels wordt de rib genoemd, die verwijst naar Genesis 2:22: ‘En de Heere God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam.’. Ook bij Eva Aarens is die oudtestamentische rib prominent aanwezig, onder andere als zij het allerlaatste sonnet van Disoriëntaties afsluit met de volgende verzen:

Het zijn maar enkele voorbeelden van tekstfragmenten waarin Evi Aarens opvallend goed blijkt te kunnen navigeren op de taaloceaan die Ilja Leonard Pfeijffer de afgelopen decennia heeft geschapenen. En wie Disoriëntaties leest met deze gedachte in het achterhoofd zal nog veel meer van zulke voorbeelden tegenkomen. Dan valt bovendien op dat Aarens niet alleen inhoudelijke verwantschap vertoont met Pfeijffer. Wat ze nog meer delen, is een extra grote voorkeur voor losse dichtregels van Martinus Nijhoff, de neiging om ‘mij’ te schrijven in plaats van ‘me’ en de vaardigheid om schijnbaar zonder enige moeite de vaste vorm te hanteren in soepele verzen en zonder enig spoor van rijmdwang of stopverfadverbia. Aarens wisselt daarbij opmerkelijk genoeg af en toe de jamben af met trocheeën, iets wat maar weinig dichters doen, maar wat wel bij Pfeijffer kan worden aangetroffen, bijvoorbeeld in zijn sonnet ‘Gebruiksaanwijzing’ uit 2000.

Met zoveel opvallende overeenkomsten met het oeuvre van Pfeijffer kan de lezer in de verleiding komen om tevens allerlei verwijzingen te gaan zien waar die er wellicht helemaal niet zijn. In de laatste cirkel heeft Aarens het bijvoorbeeld over ‘de idylle’, ‘de Schrijver’ en ‘het startschot’. Het is duidelijk dat deze woorden verwijzen naar het eerder in de sonnettenkransenkrans beschreven paradijs dat door een ‘Schrijver’ wordt geschapen en waarin het hele verhaal van de sonnettenkansenkrans begint. Maar voor wie dat wil, kunnen ze ook refereren aan de eerdergenoemde Idylles van Pfeijffer, waarin onder meer de oproep wordt gedaan aan de ‘lieve dichtertjes van Nederland en België’. Aarens schrijft:

De vraag die met al deze bevindingen onbeantwoord blijft is of Evi Aarens Ilja Leonard Pfeijffer ook daadwerkelijk ís. Anders geformuleerd: moet of kan de dichter gelijkgesteld worden met zijn eventuele heteroniem? Als de jonge dichteres inderdaad aan Pfeijffers brein is ontsproten, kan in elk geval worden vastgesteld dat de naam Evi Aarens ondertussen al veel meer is dan een eenvoudig pseudoniem. Ze publiceerde niet alleen de geniale sonnettenkransenkrans Disoriëntaties, maar maakte haar eigenlijke debuut afgelopen jaar in Het Liegend Konijn met een canto (dat gek genoeg van veel minder talent voor vormvaste poëzie getuigt, wat er eventueel op zou kunnen duiden dat er meerdere dichters betrokken zijn bij de wording van Evi Aarens). Daarnaast houdt ze een eigen website bij en correspondeert ze met andere schrijvers en dichters. Op die manier heeft haar geestelijk vader of moeder een dichteres in het leven weten te roepen die in de Nederlandse literatuur een eigen plek verdient.

Ronald Ohlsen

Evi Aarens – Disoriëntaties. Cossee, Amsterdam, 2021.
Evi Aarens – ‘Het is nog vroeg als ik mijn huid opraap. Een canto’. In: Het Liegend Konijn (2021/1), 2021.

Ilja Leonard Pfeijffer – Second Life. Verhalen en reportages uit een tweede leven. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2007.
Ilja Leonard Pfeijffer – De man van vele manieren. Verzamelde gedichten 1998 – 2008. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2008.
Ilja Leonard Pfeijffer –Gelukszoekers. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2015.
Ilja Leonard Pfeijffer – Idyllen. Nieuwe poëzie. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2015.
Ilja Leonard Pfeijffer – Grand Hotel Europa. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2018.