Voyeurisme, twijfel, vriendschap en het gevecht tegen de dood

Eerder vertaalde Anneke Alderlieste al een aantal romans van Nobelprijswinnaar Roger Martin du Gard (1881 – 1958), waaronder de onsterfelijke meesterwerken De Thibaults en Luitenant-kolonel de Maumort. Uit meer dan drieënhalfduizend pagina’s uit zijn Journal heeft ze nu ook voor Privé-domein een boek samengesteld met dagboekaantekeningen, brieven en andere autobiografische geschriften. Ze heeft ervoor gekozen om zich te richten op wat ze karakteristiek vindt voor Martin du Gard: vriendschap, zijn werk en de voortdurende twijfel daarover, de angst voor de dood, het ‘spinnen’ (dat trage gegons van gedachten) en zijn voorliefde om te observeren. Aan dat laatste thema dankt het boek zijn naam: het voyeurisme of de observatie wordt ‘sleutelgatkijken’ genoemd. Naast genoemde thema’s komt onvermijdelijk ook de politieke en maatschappelijke situatie aan bod: Martin du Gard heeft immers twee wereldoorlogen meegemaakt en dat weerspiegelt zich in zijn dagboeken en brieven.

Het sleutelgatkijken is niet zomaar een karaktertrek, maar ligt aan de grondslag van het literaire werk. Martin du Gard wil een toeschouwer zijn van het leven, zowel van het alledaagse leven als van de grote maatschappelijke omwentelingen. Hij is geen schrijver die zich zal engageren en beroept zich altijd op zijn vrijheid en neutraliteit. Hij zoekt niet de aandacht van het publiek en laat commentaar op actuele gebeurtenissen over aan de journalistiek. Het zijn ultiem altijd observaties die het fundament zijn van zijn werk. Martin du Gard staat erom bekend dat hij individuele levensgeschiedenissen verweeft met historische elementen. Daarbij hanteert hij telkens dezelfde methode: hij documenteert zich, schrijft dan de ‘inhoud’ op zonder zich om stijl te bekommeren en giet vervolgens de tekst in een literaire ‘vorm’. Schrijvers als Gide, aldus Martin du Gard, schrijven meteen in de juiste ‘vorm’. Daarom voelt hij zich een ‘ambachtsman’ tegenover ‘kunstenaars’ als Schlumberger en Gide. Het doel van de literatuur staat op die manier altijd in het teken van de ‘echtheid’. Martin du Gard streeft naar een zekere waarheidsgetrouwheid en zelfs ‘objectiviteit’:

Ik zou willen bereiken dat de zeggingskracht van de feiten voor zich spreekt, en voldoende om de tussenkomst van de schrijver te beperken; zoals bij het toneel (ik heb het over het beste) waarbij de schrijver zich terugtrekt en achter de feiten verdwijnt.

Vriendschap is voor Martin du Gard belangrijker dan liefde en hij heeft er naar eigen zeggen ook talent voor. Zijn jeugdvriend Marcel du Coppet blijft hij altijd trouw, hoewel de vriendschap even op de proef werd gesteld toen deze te kennen gaf te willen trouwen met de dochter van Martin du Gard. Na de publicatie van Jean Barois, zijn eerste roman, werd Martin du Gard geïntroduceerd in de kring rond het tijdschrift Nouvelle Revue française en werd hij bevriend met Jacques Copeau, Jean Schlumberger en André Gide. Vooral met die laatste ontstaat een mooie en speciale vriendschap, gebaseerd op bewondering en vertrouwen. Martin du Gard leest zijn literaire teksten aan hem voor en luistert altijd naar zijn oordeel.

Gelukkig is Gide hier en ik zie hem vaak; hij komt eten en brengt de avond met me door. Hij is boeiend en toont zich tegenover mij een perfecte, kleurrijke, openhartige vriend, hij is volmaakt.

Het werken aan literaire teksten is het liefste dat Martin du Gard doet, maar tegelijk bezorgt het hem voortdurend angst en onzekerheid. In 1943 schrijft hij:

Waarom me met hart en ziel aan dit nieuwe werk wijden, nu ik toch de grenzen ken die ik niet zou kunnen overschrijden? Nu ik, op een leeftijd dat de energie afneemt, niet kan hopen mijn werk die hoge kwaliteit te geven waarnaar ik streef en die ik niet heb kunnen bereiken toen ik in de kracht van mijn leven was.

De angst komt ook op andere gebieden tot uiting. Martin du Gard is bevreesd voor de dood. Op vele plaatsen in Kijken door een sleutelgat schrijft hij over aftakeling, vermoeidheid, pijn, de vrees om ziektes op te lopen, de kwalen van de ouderdom en de ziektes van familieleden en vrienden. De angst voor ziekte is zelfs zo groot dat Martin du Gard dikwijls nadenkt over zelfmoord. Met de dood komt immers een einde aan het proces van verval en is er geen angst meer:

Ik voel dat ik weer rust zou vinden als ik, kalm en beslist, de zekerheid zou hebben om mezelf te kunnen doden, het te durven doen.

Ultiem vecht Martin du Gard tegen de dood door het schrijven van zijn oeuvre, want door een spoor achter te laten wordt de vergetelheid verslaan:

De enige manier om te ontsnappen aan de dood, om jezelf te overleven, is een persoonlijk werk nalaten. Kinderen zijn niet persoonlijk en ze zijn niet eeuwig.

Net zoals zijn romans zijn ook de egodocumenten van Martin du Gard een plezier om te lezen. Er zit een bepaald ritme in de taal dat dwingt om gefascineerd verder te lezen. Speciaal is dat de intensiteit ook altijd een bedachtzaamheid in zich draagt. Kijken door een sleutelgat bevat heel veel citeerbare passages en hier en daar schrijft Martin du Gard een treffend aforisme. Anneke Alderlieste heeft met haar vertaling en haar keuze uit de teksten een mooi portret gemaakt van een groot schrijver en heeft daarnaast zijn werkwijze verduidelijkt en zijn obsessies blootgelegd. Haar eruditie spreekt ook uit het voorwoord en het notenapparaat.

Kris Velter

Roger Martin du Gard – Kijken door een sleutelgat. Vertaald uit het Frans door Anneke Alderlieste. Arbeiderspers, Amsterdam. 504 blz. € 29,99.