Een erfenis van onuitgesproken woorden

Er gaat een uitgebreide disclaimer vooraf aan Donatella Di Pietrantonio’s Mijn zusje en de zee, waarin de lezer er nog maar eens op wordt gewezen dat dit verhaal fictioneel is en gebaseerd op de vrije wetten der verbeelding. Meestal is dat een teken dat we een verhaal gaan lezen dat bijna volledig op de realiteit is gestoeld. Di Pietrantonio lijkt de disclaimer vooral te gebruiken omdat ze omwille van het verhaal de topografie van Pescara heeft aangepast en wijzigingen heeft aangebracht ‘in de chronologie van sommige gebeurtenissen’. Gebeurtenissen die natuurlijk louter fictioneel zijn.

Wat Di Pietrantonio nu wel of niet uit de realiteit heeft gehaald, zal vaag blijven. Wat vaststaat is dat Mijn zusje en de zee aanvoelt als een uit het leven gegrepen boek. Een boek over twee zussen die beide anders omgaan met hun ingewikkelde kindertijd. De naamloos blijvende ik-figuur en haar drie jaar jongere zus Adriana hebben weinig op met hun ouders en vice versa. Vader is een arbeider in de steenbakkerij, moeder een huisvrouw. De gevolgen die het voor een gezin heeft wanneer de kinderen sociaal stijgen, geeft Di Pietrantonio subtiel neer. De energieke kinderen die naar de stad willen, die willen studeren, die naar vakanties smachten, tegenover de stugge ouders, die tevreden zijn met hun simpele levens in een dorpje in de Abruzzen, niet snappen waarom iemand de zee zou willen zien en het concept ‘vakantie’ niet begrijpen.

We reisden door te liften, onze ouders wisten niet waar we naartoe gingen. Ze kenden het hele begrip vakantie niet: onze vader stopte alleen wanneer er in de steenbakkerij geen werk voor hem was en wat onze moeder in huis deed, dat werd niet beschouwd als werk waarvan je moest uitrusten of vrij nemen.

De ik-verteller heeft ook nog drie broers waarvan we niet méér te weten komen dan dat ze gevlucht of patiënt zijn. Hoe haar eigen jeugd precies verlopen is, blijft mysterieus: ze is na zes maanden afgestaan door haar moeder aan haar oom en tante en op haar dertiende teruggekeerd in het gezin. Het achterhouden van deze informatie werkt. De ik-verteller is iemand die vooral heel vaak herhaalt wat het moeilijke karakter van haar drie jaar jongere zus Adriana is (impulsief, chaotisch, manipulatief) maar over zichzelf op de vlakte blijft. Ze lijkt haar leven al vroeg op orde te hebben: ze gaat studeren in Pescara, de grote stad vijftig kilometer van het dorp, en trouwt met de sympathieke Piero. Nog weer later (dit boek heeft te veel verhaallijnen) is ze docent aan de universiteit van Grenoble. Een stabiel leven dat van schijn aan elkaar blijkt te hangen. Zoals ze zelf zegt over haar relatie met Piero: ‘Zijn en mijn eenzaamheid verwarmden ons tot op het bot.’

Waar de volwassen ik-figuur de in haar jeugd afwezige geborgenheid zoekt in een burgerlijk leven, daar zoekt haar zusje Adriana het in een vrijzinnig leven. Ze gaat in een visserswijk van Pescara wonen (Borgo Sud, de Italiaanse titel van het boek) tegen de, what’s in a name, Adriatische Zee aan. Ze krijgt een kind uit haar knipperlichtrelatie met de temperamentvolle visser Rafael, iets waar de ik-figuur pas achter komt wanneer Adriana bij haar voor de deur staat. Dakloos, in paniek. Natuurlijk gaat de deur open: de zussen stoten elkaar af, maar trekken elkaar net zo vaak aan.

Met mijn zusje deelde ik de erfenis van onuitgesproken woorden, nagelaten gebaren, geweigerde zorg. En van zeldzame, onverwachte attenties. We waren dochters zonder moeder. We zijn nog steeds, net als toen, twee van huis weggelopen kinderen.

In het heden denkt de ik-figuur veilig te zitten in Grenoble, ver weg van haar verleden, als ze gebeld wordt: er is iets verschrikkelijks met haar zusje gebeurd. En zo moet ze terug. Terug naar Pescara, terug naar haar verleden. Pas tegen het einde van het verhaal krijgen we te weten wat er voor verschrikkelijks is gebeurd met Adriana. Het is een tikkende tijdbom-principe dat bijvoorbeeld ook in Ik ben er niet van Lize Spit zit. En net als in dat boek werkt het niet. Het is te veel ‘huiver of ik schiet’. De ware spanning zit in de verhouding tussen de personages; in de dialogen; de stiltes. Er wordt veel verzwegen in Mijn zusje en de zee.

Martijn van Bruggen

Donatella Di Pietrantonio – Mijn zusje en de zee. Vertaald uit het Italiaans door Hilda Schraa. Signatuur, Amsterdam. 244 blz. € 21,99.