Ontsnapt uit het huis van de verteller

Het duurde even voordat ik in de roman After Sappho van Selby Wynn Schwartz kwam. De oorzaak was niet een moeizame schrijfstijl of een saai begin, maar het motto, dat uit enkele regels uit het gedicht ‘The Albertine Workout’ van Ann Carson bestaat.

The problems of Albertine are
(from the narrator’s point of view)
a) lying
b) lesbianism,
and (from Albertine’s point of view)
a) being imprisoned in the narrator’s house.

Toen ik de regels opzocht (het gedicht staat op de site van de London Review of Books) belandde ik in een prozagedicht van ruim 1.850 woorden over de verhouding tussen de verteller van Op zoek naar de verloren tijd van Proust en Albertine waaruit ik niet kon en wilde ontsnappen. Ook de mooie zinnen in de proloog, over meisjes die zoveel lazen als ze konden en fragmenten van Sappho, veroorzaakten vertraging. Ik wilde eerst Sappho lezen.

In back gardens we read as much as we could, staining our dresses with mud and pine-pitch. Some of us were sent by our families to distant schools to be finished, so that we would come to our proper end. But it was not our end. It was barely our beginning.

After Sappho, genomineerd voor de Booker Prize 2022, is een collectieve biografie van queer feministen die aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw leefden, liefhadden, schreven en streden voor gelijke rechten. Een we-verteller die als Orlando van Virginia Woolf door de tijd reist en zonder ruimtevrees genderbarrières doorbreekt, smeedt alle individuele verhalen over schrijfsters die van vrouwen hielden en daarover schreven tot een lesbisch continuüm aan elkaar. ‘If you consider any great figure of the past, like Sappho, like the Lady Murasaki, like Emily Brontë, you will find that she is an inheritor as well as an originator,’ schreef Virginia Woolf in A Room of One’s Own (1929). Selby Wynn Schatz laat zien hoe de lesbische literaire erfenis eruitziet en steeds weer nieuwe dochters baart.

De verhalen worden ingebed in de moraal en de wetgeving, waarin deze moraal was vastgelegd, uit de late negentiende en de vroege twintigste eeuw en omkaderd door andere geschriften, van artsen en criminologen die waarschuwden voor het pathologische en gevaarlijke karakter van vrouwen met saphische neigingen.

Het boek begint in Italië, waar een vrouw het eigendom van haar vader was tot hij haar overdroeg aan een echtgenoot die de nieuwe eigenaar werd. Die echtgenoot kon ook een verkrachter zijn. Het huwelijk werd in zo’n geval als een win-win-winsituatie beschouwd. De eer van de vader was gered, de verkrachter kreeg geen straf en de vrouw was onder de pannen. Hoe zo’n leven, inclusief verkrachtingen, eruitzag, beschrijft Sibilla Aleramo, pseudoniem van Rina Faccio, in de autobiografische roman Una donna (1906), die een groot verkoopsucces werd. Lina (Cordula) Poletti, Eleonora Duse en Sibilla Aleramo wisten zich fysiek te bevrijden, maar bleven uiteindelijk wettelijk ondergeschikt aan mannen. Dat weerhield ze er niet van hun eigen leven vorm te geven.

Hun tijdgenoot Virginia Stephen slaagt er pas in haar eerste roman te publiceren als ze met Leonard Woolf getrouwd is. Voor haar huwelijk krijgt ze Griekse les van een van de eerste Britse vrouwen die aan Cambridge mocht studeren. Literatuur was niet alleen esthetiek leerde Virginia van juffrouw Case, maar ook altijd grammatica; let altijd op hoe de genitief, die zowel bezit als herinnering kan uitdrukken, zich manifesteert. Tijdens de vehemente en misogyne protesten van mannelijke Britse studenten tegen de toelating van vrouwen worden vrouwelijke stropoppen verbrand. Onlangs leerden we hoe virulent de vrouwenhaat van mannelijke studenten nog steeds is. Hun nekken moeten worden gebroken.

De gedichten van Sappho, soms niet meer dan fragmenten, en mythologische vrouwen als Athena en Cassandra verbinden de levensverhalen en verlangens van de personages. Vrijwel allemaal beheersen ze Grieks, lezen ze Sappho en hadden ze relaties met andere vrouwen: Lina Poletti eerst met Sibilla Aleramo en later met Eleonora Duse, Virginia Woolf met Vita Sackville-West, de Amerikaanse Natalie Barney met alle knappe meisjes die ze in haar salon uitnodigde. Wat ze ook met elkaar gemeen hebben, is dat ze allemaal van naam moesten veranderen voordat ze vrij waren (binnen de wettelijke en maatschappelijke beperkingen van hun tijd) en iets konden bereiken. Heel veel vrouwen lukte dat niet, die werden opgesloten in gestichten omdat ze iets wilden dat vrouwen niet mochten willen of, zoals wordt gesuggereerd over de halfzus van Virginia Woolf, omdat ze zich verzetten tegen seksueel misbruik. ‘I told him to go away,’ is de enige verstaanbare zin die Laura Stephen tijdens haar leven, dat ze grotendeels in inrichtingen doorbrengt, uitbrengt.

After Sappho is niet alleen een collectieve biografie, maar ook een boek over boeken en hun invloed. Selby Wynn Schwartz stelt de casestudy ‘Contribuzione alla casuistica dell’inversione dell’istinto sessuale’ (1883) van de Napolitaanse arts Guglielmo Cantarano tegenover Cassandra (1860) van Florence Nightingale. Cantarano schrijft over een drieëntwintigjarige vrouw die hij ‘X’ noemt. X heeft vriendinnen en ze is, dat moet zelfs Cantanaro toegeven, joviaal, geestig en genereus. Maar ze is niet heteroseksueel, wil geen rokken dragen, raakt niet vertederd door baby’s en beleeft geen plezier aan huishoudelijke taken. Daarom werd ze opgesloten in een gesticht en waarschuwde Cantarano Italiaanse moeders goed op hun dochters te letten. Ook meisjes met normale geslachtskenmerken kunnen afwijkend zijn. Nightingale legde ruim twintig jaar eerder in Cassandra uit dat zogeheten hysterische vrouwen in werkelijkheid ongelukkige vrouwen waren die leden onder hun gefnuikte ambities. Dit boek beïnvloedde Virginia Woolf. Het enige positieve boek over lesbische seksualiteit uit die tijd, Tribadismo, saffismo, clitorismo: psicologia, fisiologia, pratica moderna (1914), werd anoniem gepubliceerd en leverde de uitgever drie maanden gevangenisstraf op.

Marguerite Radclyffe Hall, die door het leven ging als John, weet te ontkomen aan de gevangenis, maar haar uitgever moet wel de publicatie van haar lesbische roman The Well of Loneliness (1928) voor de rechtbank verdedigen. Virginia Woolf, wier genderbender roman Orlando (1928) een paar maanden later zou verschijnen, zit achter in de rechtszaal en wordt opgeroepen als getuige. Cassandra zit naast haar en kan zich nauwelijks inhouden.

At her side wild-eyed Cassandra could hardly contain herself. It was not for this that she had already lived our futures.

Virginia Woolf verdedigt Radclyffe Halls roman en vraagt de rechter eens kritisch te kijken naar de Griekse en Latijnse klassieken die Britse leerlingen lezen. Zijn die niet veel wellustiger dan The Well of Loneliness? Eerder verdedigde ze, toen ze nog Virginia Stephen heette, al vrouwelijke auteurs die onder vuur lagen in de publicatie The Feminine Note in Fiction (1904) van William Leonard Courtney. Schrijvende vrouwen vormden een bedreiging voor de roman als kunstvorm, meende Courtney, omdat ze over ‘kleine problemen’ schreven en geen brede visie op kunst zouden hebben. In haar recensie die in 1905 werd gepubliceerd veegde Stephen de vloer aan met Courtney en eiste ze beter onderwijs voor meisjes. Een kwart eeuw later zou Virginia Woolf in A Room of One’s Own (1929) analyseren hoe moeilijk schrijven voor vrouwen is omdat ze geen tijd hebben en zich niet in een rustige ruimte terug kunnen trekken. En als schrijven en publiceren dan toch lukt, wordt hun werk afgekraakt en belachelijk gemaakt door mannelijke critici.

Ook op Una donna van Sibilla Aleramo was kritiek omdat het boek niet aan de eisen van een roman zou voldoen. ‘Ik besef dat ik over dit boek een ongebruikelijke mening heb gevormd. Zoals ik eerder heb aangegeven, is het eigenlijk geen roman. Het boek gaat namelijk over minachting, arrogantie, afschuw, gerechtigheid en bestraffing. Als u niet wordt afgeschrikt door deze thema’s, lees het maar,’ schreef de bekende criticus Arturo Graf in 1906. Ook over After Sappho zullen ongetwijfeld mensen zeggen dat het geen roman is omdat de personages zijn gebaseerd op historische figuren en alle boeken en wetten die worden genoemd ook echt bestaan. Toch maken de compositie en de prachtige zinnen van Selby Wynn Schwartz’ verhaal een roman. Een aanklacht is After Sappho beslist niet. Als een Mary Carmichael, de fictieve vertelster in A Room of One’s Own die over liefde en vriendschap tussen vrouwen schrijft, rijgt de vertelster in Selby Wynn Schwartzs roman vrouwenlevens aan elkaar en laat ze de kracht van de personages zien en hun moed om zich tegen bestaande normen en waarden te verzetten. Daarbij schuwt ze humor en fantasie niet.

Mijn enige bezwaar tegen After Sappho is dat het verhaal in de Britse jaren twintig stopt. Ik had graag verder willen lezen over de levens en boeken van Erika Mann en Annemarie Schwarzenbach, en over Ravages (1955), de eerste lesbische roman van Violette Leduc, die uitgever Gaston Gallimard slapeloze nachten bezorgt en die na kritiek van Raymond Queneau en Jacques Lemarchand op het manuscript met 200 pagina’s wordt ingekort en verminkt op de markt komt. Ook het schijnproces tegen Eenzaam avontuur (1948) van Anna Blaman zou niet hebben misstaan in deze roman. Aan de andere kant was er dan minder ruimte geweest voor Virginia Woolf, naast Sappho de onbetwistbare hoofdrolspeelster in deze prachtige debuutroman.

Marie-José Klaver

Selby Wynn Schwartz – After Sappho. Galley Beggar Press, Norwich. 280 blz. € 14,95.