‘De gekste kritiek vind ik de verwijten over racisme’

Het tweede deel in de reeks ultieme edities rond de stripfiguur Nero was, net als Het rattenkasteel, nog eigenlijk een deel uit De avonturen van detectief Van Zwam. Uit de uitvoerige toelichtingen van Yves Kerremans en Noël Slangen blijkt echter dat schepper Marc Sleen een beetje uitgekeken was op de speurneus Van Zwam, zodat Nero in De blauwe toekan de echte hoofdpersoon is.

Het verhaal is nogal chaotisch geconstrueerd en dat komt door de enorme tijdsdruk waaronder Sleen moest werken. Het verhaal ontstond gaandeweg en kent nogal verrassende en ongeloofwaardige plotwisselingen, die tegelijk ook de charme uitmaken van Nero. De kwade genius in het verhaal is de hypnotiseur Piekhasso die niet alleen Van Zwam in slaap brengt, de vrouw van Jef Pedal ontvoert, maar ook nog het zojuist gewonnen fortuin van Nero meekaapt naar Brazilië. Onze helden volgen hem samen met de sterke blonde vent Jan Spier. Voor stripliefhebbers is het interessant om te weten dat Willy Vandersteen pas na Marc Sleen de krachtpatser Jerom opnam in de avonturen van Suske en Wiske. Marc Sleen maakte later minder gebruik van Jan Spier: ‘Zo’n figuur wordt al vlug een soort deus ex machina die alle moeilijkheden overwint, en ik wil daar geen misbruik van maken.’

In Brazilië komen de mannen in het regenwoud terecht en komen daar in aanraking met een lokale stam. Dat geeft Kerremans en Slangen de gelegenheid om een heikel punt aan te stippen: de beschuldiging van racisme die Marc Sleen regelmatig kreeg. Ze wijzen de clichés, vooroordelen en mythes aan die ervoor zorgen dat we nu soms met opgetrokken wenkbrauwen strips uit de vorige eeuw lezen en citeren de tekenaar die in 1986 in De Standaard zegt:

De gekste kritiek vind ik de verwijten over racisme die sommige critici mij toesturen. Je kent dat: je tekent de negers met veel te dikke lippen, je geeft de verradersrol gemakkelijk aan Aziaten… Die flauwekul. Ik antwoord daar nu al jaren op dat ze maar eens goed moeten opletten hoe ik de blanken teken en laat optreden. Komen die er zo mooi uit?

Een citaat dat niet echt helpt. Kerremans en Slangen nemen Sleen een beetje in bescherming door te benadrukken dat Sleen later (in 1950) de figuur Petoetje in het leven roept, een zwarte jongen die door de familie Pheip geadopteerd wordt en een jeugdig genie is (tot het wonderkind Ahdemar zijn intrede doet). Wat ik niet wist was dat de lancering van de strip Nero in Zuid-Amerika, in navolging van Suske en Wiske, niet doorging juist vanwege de grote rol van het zwarte personage Petoetje.

De twee plaatjes hierboven zou je, zo geïsoleerd uitgeknipt, uiterst racistisch kunnen noemen. Een paar stroken verderop krijgt Nero echter zijn trekken thuis als hij ziet dat zijn schatkist onbeheerd is achtergelaten, omdat hij te weinig betaalde.

Zo is het tweede deel in reeks ultieme edities rond Nero weer een schatkamer voor Nero-logen. In het najaar verschijnen er nog twee delen in deze reeks en ook daar zie ik naar uit.

Coen Peppelenbos

Marc Sleen – De blauwe toekan. Bezorgd door Yves Kerremans en Noël Slangen. Davidsfonds, Leuven. 96 blz. € 24,99.