Op de dool in Marokko

Er zijn veel ondergewaardeerde schrijvers, maar Rafael Chirbes (1949-2015) staat volgens mij wel heel hoog in die rangorde. De Nederlandse vertaling van zijn laatste roman, Paris-Austerlitz, verscheen in 2018 nog bij Atlas Contact. Daarna bleef het weer een hele tijd stil rond hem, totdat dit jaar tot mijn aangename verrassing Chirbes’ debuut Mimoun alsnog verscheen bij Vleugels, een uitgeverij die de laatste jaren een referentie aan het worden is op het gebied van literatuur die voor grotere uitgeefhuizen wellicht een te groot commercieel risico inhouden.

Chirbes heeft in zijn carrière veel watertjes doorzwommen, maar zijn debuut Mimoun (1988) – nu dus vakkundig vertaald door Eugenie Schoolderman, die zowat zijn hele oeuvre naar het Nederlands heeft omgezet – was meteen raak. De titel van het boek verwijst naar de setting, het Marokkaanse dorp Mimoun, dat ergens in de buurt van Fez zou moeten liggen, maar voor zover ik weet fictief is, of toch niet op de kaart staat. De ik-figuur, ene Manuel, strijkt daar neer nadat hij werk heeft gevonden als docent Spaans aan de universiteit.

Wat Manuel precies zoekt in Marokko, is niet geheel duidelijk, maar ook zijn geestelijke vader woonde er een tijdje, net zoals nogal wat andere kunstenaars en vrijbuiters in die tijd – William Burroughs, om er maar een te noemen, hing in de jaren vijftig ook enkele jaren rond in Tanger. Er heerste namelijk een redelijk tolerant klimaat, het leven en de rijkelijk voorradige genotsmiddelen waren goedkoop en de herenliefde werd er min of meer gedoogd. Ook voor Manuel lijken dat allemaal pluspunten te zijn, wat nog niet wil zeggen dat er een idyllisch beeld van het land wordt opgehangen:

Ik had mijn intrek genomen op de tweede verdieping van hotel Jeanne d’Arc, maar durfde nog niet in de kolossale badkuip te gaan liggen, waarin enorme, roodachtige kakkerlakken rondkropen. Ik voelde een mengeling van fascinatie en walging bij de geur van urine, uitwerpselen en specerijen in de vervallen medina, dat in mijn ogen toen nog steeds schitterende maar voor vreemdelingen gesloten heiligdom. Ik zwierf door de kronkelige steegjes alsof ik door almaar te lopen de sleutels in handen kon krijgen die deze voor mij magische wereld zouden openen.

Chirbes hanteert een beeldende, maar ingehouden stijl zonder vals sentiment of melodrama, vindt het precieze evenwicht dat grote stilisten kenmerkt. Het contrast tussen de prachtige taal en de algehele sfeer van verval en verrotting die hij daarmee beschrijft, doet mij bij momenten denken aan Curzio Malaparte, die op een gelijkaardige manier de smerigheid van de oorlog esthetiseerde.

De eigenlijke plot is daarbij verder niet zo belangrijk – Manuel hoeft maar amper college te geven en doodt de tijd vooral met drinken, gaat naar bed met mannen maar pikt ook prostituees op, krijgt ruzie met zijn huisgenoot Francisco, leert zijn mysterieuze buurman Charpent wat nader kennen en verlaat uiteindelijk vrij abrupt Marokko wanneer de grond hem echt te heet onder de voeten wordt. Chirbes wordt weleens met de nouveau roman geassocieerd, maar omdat hij redelijk verhalend en absoluut niet hermetisch schrijft, zie ik die overeenkomst niet echt. Wel doet de ik-figuur mij denken aan Meursault, de hoofdfiguur in Camus’ L’étranger. Hij bekijkt alles schijnbaar onbewogen en emotieloos, met een zekere afstandelijkheid en fatalisme: dingen gebeuren omdat ze gebeuren, veel betekenis zoekt hij daar niet achter. Worstelen met zijn homoseksualiteit doet hij evenmin: nu eens trekt hij met een man naar een smerig achterkamertje, dan weer met een vrouw, het maakt niet uit. De zelfmoordpoging van zijn huisgenoot raakt zijn koude kleren niet:

‘Non, merci,’ zeiden ze, terwijl ik mezelf een glas waardeloze whisky inschonk, die Francisco god mag weten waar vandaan had. Daarna ging ik aan zijn bed zitten, naast het hoofdeinde, en begon ik zijn haar te strelen alsof ik om hem gaf.
Ik gaf niet om hem. Ik gaf om niemand. Ik had hem graag dood gezien.

Gaapt hier de cynische leegte? Ik geloof van niet, het is veel complexer dan dat. In Mimoun staat niets over Manuels voorgeschiedenis of verleden en al evenmin over zijn toekomst, maar een onbeschreven blad is hij zeker niet. In het licht van de romans die Chirbes later schreef en waarin hij wel uitgebreid ingaat op hoe oorlog, dictatuur en de rest van de geschiedenis – Aan de oever is bijvoorbeeld een geweldig boek – zijn landgenoten hebben gevormd, lijkt het onaannemelijk dat Manuel zomaar een dolende Spanjaard is die een tijdje naar Marokko trekt om de bloemetjes buiten te zetten. Wat er dan wel met hem aan de hand is, daar kan je nog heel lang over nadenken.

Daan Pieters

Rafael Chirbes – Mimoun. Uit het Spaans vertaald door Eugenie Schoolderman. Vleugels, Bleiswijk. 112 blz. € 23,95.

Te koop bij de betere boekhandel of direct bij de uitgever.