In de reeks ‘Drieluik’ leest en bespreekt Willem Goedhart drie boeken die sterk met elkaar samenhangen of op elkaar voortbouwen. Deze zomer buigt hij zich over de klassieke mythe van Pygmalion en Galathea, allereerst verteld door Ovidius in zijn Metamorfosen, gevolgd door moderne bewerkingen van Richard Powers en Madeline Miller.

Wat zou Richard Powers van de op Tzum breed uitgemeten commotie rondom NBD Biblion vinden? Aangezien de Pulliter Prize-winnende auteur enkele jaren in een Limburgs gehucht woonde (en hierover schrijft in zijn roman Galatea 2.2) zouden we het hem wellicht kunnen vragen. Zijn antwoord laat zich echter raden voor wie zijn wervelende roman uit 1995 leest: een computergestuurd systeem kan teksten nooit zo goed interpreteren als een mens dat kan, zelfs niet wanneer ze zo belezen, intelligent en zelfbewust is als Helen, de kunstmatige intelligentie die de protagonist van de roman en neuroloog Philip Lentz tot leven wekken.

Eerst even het plot van dit complexe boek in vogelvlucht: de ik-verteller Richard Powers, een schrijver die na enkele succesvolle romans met een writer’s block kampt, keert terug naar de universiteitsstad U. waar hij zijn opleiding in de letteren genoot. De literatuurwetenschap kan hem als artist in residence echter weinig meer bekoren, maar het pionieren in de digitale wetenschappen des te meer. Hij ontmoet dr. Lentz: een neuroloog die zich inmiddels met de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie bezighoudt en Powers uitdaagt om samen een machine te scheppen die net zo goed canonieke literaire teksten kan interpreteren als een afgestudeerde letterenstudent. Powers gaat aan de slag met deze op het eerste oog tamelijk geschifte wetenschapper en samen bouwen ze verschillende versies van een supercomputer die ze eindeloos voeden met teksten en ‘gesprekken’ daarover. En passant leert Powers (en de lezer) veel over computertechnologie, kunstmatige intelligentie en vooral de werking van het menselijk brein, en die informatieve passages vergen heel wat concentratie van de lezer, zeker in het Engels. Gelukkig is Powers een ervaren romancier en wisselt hij deze stukken af met zijn eigen liefdesgeschiedenis met C. – een vrouw die hij ontmoette op de universiteit en met wie hij na enkele jaren in de VS naar Limburg is geëmigreerd, aangezien haar familie in die streek woont. Het is erg vermakelijk voor de Nederlandse lezer om te zien hoe Powers naar de couleur locale kijkt en welke Limburgse gewoontes hij als bijzonder bestempelt.

People sang in public. They spent weeks sewing Carnaval costumes and writing occasional verses for one another. Fifteen-year-olds idled away Sundays with their grandparents. Where I came from, these things occurred only in movie nostalgia or prime-time parody.

Zijn relatie met C. is echter gedoemd te stranden en in Limburg raken ze steeds verder van elkaar vervreemd, waardoor Powers uiteindelijk terugkeert naar U. en zich daar als eenzame schrijver, zoekend naar een volgend plot, in het AI-project stort. Het mooie van deze roman is dat het verhaal niet zo zeer draait om de schepping van een moderne Galathea, maar veel meer om de beweegredenen daarvan die Lentz en Powers voortdrijven. Die laatste is niet alleen eenzaam en op zoek naar literaire geborgenheid (C. en hij lazen elkaar eindeloos voor en deden niets liever dan samen literatuur bespreken), hij is ook gedesillusioneerd geraakt over de betekenis van boeken en fictie in een digitaliserende, verhardende maatschappij en hoopt met dit project weer te gaan geloven in de kracht van literatuur. Dr. Lentz heeft zo zijn eigen persoonlijke beweegredenen die Powers pas in de loop van de roman ontdekt en een emotionele laag aan het al dan niet slagen van het project toevoegen. Er staat meer op het spel dan het scheppen van een kunstmatig intelligent wezen: hun eigen levens dienen ermee van betekenis te worden voorzien, net zoals Pygmalion zijn beeld schept vanuit een impasse als eenzame vrijgezel en kunstenaar.

Daarmee is Galatea 2.2 ondanks de abstracte digitale thema’s juist een verrassend menselijk boek. Powers weet met veel gevoel enkele scènes op te tekenen waarin Powers zijn collega’s aan het instituut bezoekt, die allemaal worstelen, maar tegelijkertijd drijven op, hun eigen gezinssituaties en afleiding of voldoening zoeken in hun werk. Wanneer de ik-verteller bij een diner het mentaal gehandicapte zoontje van een collega voorleest, ontdekt hij wat een mooi boek betekent voor zo’n dreumes. Ook de tienerdochters van een andere collega, die af en toe binnenvallen in het lab en graag met Helen in gesprek gaan, leren haar meer over het leven dan de teksten van Homerus en Shakespeare die Powers haar dagelijks influistert.

De kunstmatige Helen stelt op haar beurt steeds meer vragen aan haar verwekkers over wie ze is, hoe ze eruitziet en waarom ze leeft; vragen die haar makers met al hun eruditie niet kunnen beantwoorden. Powers raakt, ondanks zijn bevlogenheid bij het project en vaderlijke liefde voor Helen, uiteindelijk ook weer in de ban van een jonge literatuurstudente, die veel minder weet over dwarsverbanden in de literatuur, maar deze veel creatiever interpreteert. Hoewel Helen uiteindelijk de verwachtingen van alle geleerde betrokkenen overtreft in haar capaciteiten om canonieke teksten van betekenis te voorzien, ontbreekt voor hun gevoel juist datgeen wat literatuur zo fascinerend maakt: de menselijke identificatie en subjectieve opinies ervan.

Helen wanted to know whether a person could die by spontaneous combustion. The odds against a letter slipped under the door slipping under the carpet as well. Ishmael’s real name. Who this “Reader” was, and why he rated knowing who married whom. Whether single men with fortunes really needed wives.

Bij dezen stel ik voor dat de redactie van Tzum een exemplaar van Galatea 2.2 aan de leiding van NBD Biblion stuurt (en de CPNB ook maar direct): het lezen en interpreteren van deze roman, waar je zelfs als geschoolde lezer flink je tanden in moet zetten, leert je meer over de kracht, magie en onmacht van literatuur dan welk computerprogramma, lezersonderzoek of beleidsrapport dan ook. Richard Powers heeft in 1995, nota bene aan de vooravond van de digitale revolutie, die nu alweer lichtjaren verder is dan hij in zijn roman beschrijft, een bewonderenswaardig epos afgeleverd over het scheppen van literatuur en geliefden, met een kleine knipoog naar de klassieken.

Willem Goedhart

Richard Powers – Galatea 2.2. Vintage, London. 352 blz. € 10,89. (In het Nederlands vertaald door Niek Miedema en Harm Damsma en uitgegeven door Contact in 1996)