Het veelstemmige koor

Romanschrijver Richard de Nooy (1965), bekend van stilistisch zinderend werk als Zacht als Staal, Zendingsdrang en vooral Zes beetwonden en een tetanusprik waagt zich met Verraad op Huize Zwaluwenburg voor het eerst, en naar verluidt beslist niet voor het laatst, op het onderzoeksrijke en tijdrovende pad van de non-fictie. De drijfveer is door de ondertitel gelijk duidelijk: Wat mijn moeder nooit heeft geweten. De moeder, Thea van der Horst, die als piepjonge verpleegster bij die bewuste instelling voor psychiatrische zorg in het diepe werd geworpen, zwaarwegende verantwoordelijkheid kreeg, zich met leeuwenmoed opwierp voor de medemens, voor de onderduikers aldaar, die daarom contact onderhield met zowel de bezetter als de verschillende verzetscellen. Ergens past dit non-fictiewerk weer heel goed in het oeuvre van De Nooy. Hij schrijft vaak over helden van alledag, over verlossers uit een onverwachte hoek.

Over beetwonden gesproken. De Nooy heeft een behoorlijke hap van zijn schrijversleven gewijd aan deze queeste. Zes jaar lang wierp hij, op zoek naar de soms lastig te achterhalen waarheid, lijntjes uit, ving fragmenten op bij een betrokkene, bij nabestaanden, om vervolgens weer bij een nieuw aanknopingspunt terecht te komen. Oorlog is, hoe mooi zwart-wit het achteraf vaak wordt geschetst, bij uitstek een grijs, mistig gebied. De mens een individu met een eigen waarheid. Verschillende versies die een eigen leven gaan leiden, verhalen worden waarbij gebeurtenissen rond geslepen worden, acties worden afgezwakt dan wel versterkt.

In de loop van dit proces is De Nooy overspoeld geraakt met informatie, genoeg voor een werk van encyclopedisch formaat. Het is een wonder dat hij uit deze draaikolk een coherent geheel heeft weten te construeren, een geloofwaardige gang van zaken van pakweg vierhonderdvijftig pagina’s. Al begrijp je wel hoe hij alle ballen in de lucht heeft weten te houden wanneer je naar het caleidoscopische karakter kijkt van zijn romaneske voorganger Van kleine helden. Voor Zwaluwenburg moesten heel wat tegenstrijdigheden worden uitgezocht, desnoods tot op de ongemakkelijke bodem. Wanneer de juiste toedracht echt niet meer te achterhalen is, laat De Nooy het oordeel gelukkigerwijs aan de lezer. Die ontbrekende schakels dragen juist bij aan de charme van dit non-fictieboek.

De Nooy laat veel van de hoofdspelers en bijfiguren aan het woord, maar heeft zich, zo meldt hij,  beperkt tot vertellers die direct of indirect betrokken waren bij een aantal gebeurtenissen op de Zwaluwenburg die een ingrijpende invloed hebben gehad op het leven van zijn moeder, op haar ethisch besef. Onder de hoofdstuk- en subtitels wordt gemakshalve de strekking van de verschillende stukken weergegeven. ‘Richard tracht de breedte en diepte van het verhaal te schetsen.’ ‘Tandarts Boom bezingt de schoonheid van Zwaluwenburg.’ ‘Thea vertelt over naoorlogse taferelen.’ ‘Richard waant zich dirigent of documentairemaker.’ Het houdt de lezer bij de les, zorgt ervoor dat het overzicht ook voor de geheel niet in deze specifieke oorlogszaken ingewijde behouden blijft.

Waar de romanschrijver, wanneer het goed is, buiten de fictietekst staat, is de schrijver in Zwaluwenburg juist prominent aanwezig. Dat is een pre, want aan zijn hand word je adequaat door het complexe landschap van de geschiedenis geleid, door de oorlogstijd thuis en op de werkplek. Als bijvangst is het daardoor ook een verslag geworden van een schrijfwerk in wording, a la HhhH van Laurent Binet.

Daarnaast horen we door vrijwel het gehele boek de stem van Thea, de overlevering die soms na lange tijd door haar op papier is gezet, dan wel is ingesproken op band. Na de dood van zijn  moeder vond De Nooy nog een briefwisseling van zijn moeder met het thuisfront in de tijd van haar verblijf op de Zwaluwenburg. Je proeft door de regels heen de intense vreugde van de schrijver over deze vondst. Het opspringende hart. Maar desalniettemin onderzoekt De Nooy het waarheidsgehalte, vult de geschiedenis waar mogelijk aan, ontzenuwt, prikt mythes door, corrigeert, maakt particuliere documenten tot gemeengoed, tot startpunten ook voor onderzoek door de lezer zelf. Nog een leidraad door het boek zijn verschillende dagboekdelen, waaronder dat van onderduiker Max Hes, die heel nauwgezet zijn wel en wee op papier heeft gezet, met een bewonderenswaardige nuchterheid.

Het daadwerkelijke verraad van de onderduikers, de razzia van zomer 1942, speelt een belangrijke rol in het boek, maar eerder als een soort sidekick. Zwaluwenburg is een secuur gecomponeerd tijdsdocument, met vooruitwijzingen, terugblikken, met hoopvolle periodes, de gewone dagelijkse, vaak heel pragmatische gang van zaken, met wrange wreedheden die door de laconieke stijl van De Nooy voor dit werk behoorlijk binnenkomen. Af en toe sluipt is er ook voor de literaire liefhebber heus nog wel een stilistisch hoogstandje in. Het schrijven van historische romans en van non-fictie kan leiden tot het ontdekken van schatkamers, maar ook van duistere grafkelders die men liever toegedekt had gelaten, maar die de schrijver, als graver naar de diepste, donkerste krochten in zichzelf juist voor het voetlicht wil halen. Dat maakt een boek eerlijk, menselijk.

Richard de Nooy vond een verloren tak van de familie in Amerika waarvan sommigen zich hadden aangesloten bij de Mormonen. En daarnaast heeft de jeugdliefde van zijn moeders zus Eef, ene Gerhard Stroink, een grote rol gekregen. Hij werd na de oorlog veroordeeld voor collaboratie, had zich na aan Nederlandse zijde gevochten te hebben in de vijfdaagse oorlog in 1940 vrijwillig gemeld bij de Wehrmacht, kreeg na zwaargewond te zijn geraakt aan het Oostfront in bezet Nederland hoge functies en heeft een grote rol gespeeld op de Zwaluwenburg.

Geschiedkundige grote gebeurtenissen teruggebracht tot menselijke proporties. Het schrijven van dit werk heeft Richard de Nooy veel hoofdbrekens gekost, al merk je daar op een enkel zinnetje na niets van in de tekst. ‘Zou ik oude wonden openkrabben of juist nieuw inzicht bieden?’ Jarenlang leefde hij dag en nacht met deze materie, openbaarde regelmatig het plan een vervolg te schrijven, personen uit het boek uit te lichten om een apart werk aan te wijden. De hamvraag is altijd, wanneer je met zoeken stopt. Het verraad op Huize Zwaluwenburg is een afgerond, op juiste wijze gestroomlijnd verhaal, waarin een turbulente familiegeschiedenis een schuilplaats heeft gevonden.

De Nooy is een schrijver die veel mensen een podium wil geven. Dat siert hem. Nu eerst een roman schrijven, Richard, met één of hoogstens twee protagonisten. Alhoewel een kwestie schreeuwt om een boek. Richards moeder Thea en haar zus Eef zijn begin jaren zestig van echtgenoot gewisseld. Marja, de dochter van Eef, is dus zowel zijn nicht als zijn halfzus. Zijn drie neven zijn tevens zijn halfbroers. Het is goed dat deze bijzondere familieband eerst in de slotpagina’s door De Nooy wordt genoemd, het had anders alle aandacht opgeslurpt. En dan zijn er ook nog een paar neven van zijn vader die als SS’ers aan het Oostfront zijn gesneuveld. En wat te denken van het werk van vader Anton de Nooy die in 1945 bij de Nederlandse Inlichtingendienst werkte en ‘ineens’ na terugkeer in 1958 naar Nederland expert werd in medische apparatuur en tijdens de Koude Oorlog de hele wereld afreisde. Was hij spion? Genoeg materiaal voor jaren.

Guus Bauer

Richard de Nooy – Verraad op Huize Zwaluwenburg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 464 blz. € 22,99.