Een poëtische vinger aan de gejaagde pols

In Bewijs van bewaring onderzoekt Iduna Paalman actuele dilemma’s: welke versie van een verhaal bewaren we voor het nageslacht? Bij wie leggen we ons oor te luister om te achterhalen wat er precies is gebeurd? Hoe gaan we om met blinde vlekken in de geschiedschrijving? Ze doet dat niet in activistische essays of opiniërende columns, maar in bespiegelende gedichten. Voor een bundel artikelen is het soms al ondoenlijk om een samenvatting te geven die recht doet aan het geheel dus laat staan voor deze (zowel qua stijl als vorm) breed uitwaaierende poëzie. Paalmans poëzie is een heerlijk onstuimig dier dat zich niet zomaar aan de ketting laat leggen. Zie hier mijn bij voorbaat tekortschietende poging.

Verdeeld over zeven afdelingen biedt Paalman 32 gedichten aan. De eerste afdeling bereidt de lezer voor op de contemplaties die volgen. Langzaam worden we ‘seizoengevoelig’ en vragen we ons af ‘waarom iedereen zo weldadig in het nu leeft’. We ervaren zoetjesaan dat ‘de respondent het antwoord is’ op de vraag. Niks achteroverleunen en rustig je ogen over het blad laten dwalen, maar actief participeren is wat deze poëzie verlangt.

‘Wortels’, de tweede afdeling, is gebaseerd op de dagboeken van Geertruida Kapteyn-Muysekn, een publiciste en pionierster van de eerste feministische golf die leefde tussen 1855 en 1920. Als een archeologe legt Paalman aangekoekte lagen bloot en zoekt ze naar bevrijding, allereerst voor de meisjes: ‘we trekken de schaamte uit hun kruin’. In Het proces, de volgende afdeling, belanden we in het relaas dat waarheidsvinding heet. Daar treffen we in het gedicht ‘Aanklacht’ een zinsnede aan die enkele keren in de bundel herhaald wordt: ‘ben ik getuige’. Al lezend voelen we ons meer en meer medeplichtig worden. Waar slaan we acht op? Waar lezen we overheen? En vooral: kunnen we iets over de reikwijdte van deze versregels zeggen als ze regelmatig over de randen van onze kennis heenklotsen? Precies dat thematiseert Paalman dan ook: ‘Wat is erger: niets van je geschiedenis kunnen teruglezen of er überhaupt / geen hebben?’

Het laatste gedicht in de afdeling ‘Steriel houden, niet prikken’ hakt er op alle mogelijke manieren in. De titel ‘Belastend materiaal’ blijkt niet op een eventuele dader te slaan, maar op het slachtoffer van een verkrachting. Paalman illustreert met pijnlijke precisie dat zeggenschap nooit vanzelf komt en dat goede verstaanders meer dan ooit nodig zijn. Het is een lang gedicht dat volledig citeren vereist om de weloverwogen woordkeus en opzienbarende opbouw van Paalmans gedichten te tonen:

Hier is een dichter aan het werk die niet alleen een poëtische vinger aan de gejaagde pols houdt, maar die aanzet tot actie omdat je voelt dat er te veel op het spel staat. Iduna Paalman zet ook in de volgende drie afdelingen (‘Barrièremiddelen’, ‘Lieve Kanselieren’ en ‘Susanna’) de ruimte en vrijheid van poëzie maximaal in om bestaanrecht te verlenen aan al wat veel te lang veronachtzaamd is. Bij geschiedschrijving draait het nog steeds niet genoeg om getuigenissen of om feiten: ‘We spreken af, indien dat geen klachten/oplevert, een aantal zaken onuitgesproken te laten’, maar veeleer om wat al eerder vastgelegd is. Maar welke perspectieven laten we dan bewust achterwege? Met haar tweede poëziebundel Bewijs van bewaring onderstreept Paalman dat we kunstenaars nodig hebben om ons te doordringen van de noodzaak van meerduidigheid.

Miriam Piters

Iduna Paalman – Bewijs van bewaring. Querido, Amsterdam-Antwerpen. 96 blz. € 17,99.