‘ik omhels je door alle obstakels van het gedicht heen’

In een wereld die aan alle kanten ‘geplunderd’ wordt, zijn wij ook zelf kwetsbaar en aan ‘plundering’ onderhevig. In de nieuwe dichtbundel Plundering van Antjie Krog staat de taal krachtig en sprankelend overeind, te midden van die uitputting.

De bundel mag dan wel beginnen met


maar uiteindelijk overrompelt Krogs poëzie nog steeds op elke bladzijde de lezer en dat heeft meer dan met de inhoud, met de taal te maken. Zij beschrijft het proces van ouder worden, het gevoel van tekortschieten en afscheid: ‘wat glippen we verloren door onze eigen handen’. Ze heeft het over haar eigen poëzie als over ‘verspilde taal’ en ‘afgrondvers’, maar zij weet dit proces van minder worden, het lijf dat oud en lelijk wordt, te vatten in verrassend ontroerende beelden en taal die de zintuigen prikkelt: ‘onze ondergang brokkelt als schelpen onder mijn poten’.

Krog laat de worsteling met het leven van diverse mensen langskomen. Zo is er ‘de dakloze in Upper Mill Street’, die al maanden tussen de resten van kratten en afval stukken hout verzamelt onder de boom waaronder hij slaapt. Soms duikt zij in het verleden, zoals in ‘roeien zonder haven’, waarin Lady Anne Barnard Samuel Johnson ontmoet en er sprake blijkt van een machtspel: ‘hoe komt het dat mannen met zoveel gemak / planeten op hun vingertoppen kunnen laten draaien?’ Zo woest is de vrouw dat zij het water in loopt en het liefst wil verdwijnen: ‘mijn stem brult over het water waar vinkennesten hangen als snikken’.

Krogs poëzie is activistisch, maar ook heel persoonlijk. In ‘(werk in uitvoering) een meerstemmige tekst: pogingen om de witte blik aan mezelf uit te leggen’ toont ze hoe ze zelf niet kan ontkomen aan haar eigen huidskleur, hoe ze soms niet meer weet hoe ze zich als witte tot de zwarte moet verhouden, hoe ze zich soms ook door de zwarte beschuldigd voelt, omdat ze niets meer goed kan doen, alleen omdat ze wit is. De felheid en scherpte van haar pen wisselt ze af met liefdevolle en hartverwarmende fragmenten. Zo beschrijft ze hoe ze eindelijk weer eens een dagje uitgaat met haar partner, maar dan tijdens de autorit hoge nood heeft en in de berm gaat zitten. Ze komt niet meer overeind en grijpt de hand van haar bezorgde partner, die echter ook een dagje ouder is en die zij daarom per ongeluk omvertrekt, waardoor ze beiden op de keutels in de berm belanden. Ook beschrijft ze hoe haar kleindochter haar een ‘wanordelijk gevoel van geluk’ bezorgt als zij op een overvol vliegveld tussen rolkoffers en tassen zich losmaakt uit het gezin en op haar oma afrent en haar handje in de hare laat glijden. De bundel bevat liefdesgedichten van een oudere vrouw die nog steeds verlangt naar verbondenheid. Een van de mooiste gedichten is misschien wel ‘verlangen – radeloos en zonder einde’ over de dood van haar moeder:

de dood heeft uiteindelijk zijn gezicht laten zien
en is bloed van mijn bloed komen halen

ik zie hoe licht ze in zijn armen ligt
haar ledematen hebben hun souplesse terug

laat haar slapen tegen je borst
haar voorhoofd verlost van pijn

geen kreun meer kretend uit haar keel
hou haar vast

hou haar zo intact
haar wezen omveld door het lichaam dat ik ken

hou haar vast
hou haar priemende ogen

haar zorgzame innerlijk
hou haar vast

o dood hou haar vast
terwijl wij nog huilend naar haar enkels grijpen

Hoe prachtig deze vertaling ook is, en hoe je deze vertaling ook nodig hebt voor een goed begrip, het is van grote rijkdom dat in de bundel zowel de Zuid-Afrikaanse als de vertaalde tekst zijn gedrukt, want hoe ontroerend is: ‘laat sy slaap teen jou bors / haar voorkop verlos van pyn’. Daar kan geen enkele vertaling tegenop.

De bundel is aangrijpend en vol, een loflied op het leven met zijn bloei, maar ook met zijn ondergang en heimwee naar de schoonheid van de bloei. In alle gedichten klinkt een verlangen naar verbinding met de ander door. ‘Al mijn zekerheden moeten schipbreuk lijden’, schrijft ze, maar tegelijkertijd wil ze worden ‘gepord, gekneusd en opgerukt’ door andere denkwijzen. Alle risico op plundering en kwetsuur ten spijt, is zij zichzelf niet genoeg:

Dietske Geerlings

Antjie Krog – Plundering. Vertaald door Robert Dorsman en Jan van der Haar. Podium, Amsterdam. 208 blz. € 24,99.