Weerloos en waardevol

Hoewel april traditioneel de Maand van de Filosofie vormt, verscheen het eerste kinderboek ter ere van deze gelegenheid pas in 2019. Abdelkader Benali mocht met Mijn broer en ik de spits afbijten, gevolgd door bijdragen van Annelies Verbeke, Bibi Dumon Tak en Mirjam Oldenhave. Dit jaar valt de eer te beurt aan Joke van Leeuwen, nog zo’n literair talent, aan wie je een dergelijke uitdaging met een gerust hart kunt toevertrouwen.

De openingsscène van Dát bedoel ik, zei de zalm weet meteen te intrigeren: de westenwind trekt een ‘klein, pietluttig, fluttig, niksig, onooglijk pluisje’ van een dure trui en gebruikt het vervolgens als speeltje. Dat vormt de aanleiding voor een ‘doorgeefverhaal’ vol bijzondere ontmoetingen. Zo landt het pluisje vervolgens naast het oor van een kampioene ‘heuvelrollen’; geplaagd door de jeuk laat zij haar ‘wereldkampioensbeker’ vallen die in de rivier belandt, vlak naast een zalm. De wat arrogante vis brengt de lezer vervolgens bij een zandkorrel die op zijn beurt het gesprek aangaat met een ‘denker’ etcetera. Van Leeuwen blinkt uit in inventieve gesprekken, o.a. tussen een straatsteen en een inktzwam of een gsm en een vlieg. Al die ontmoetingen, hoe kortstondig ook, vormen een goed gekozen uitgangspunt voor reflecties van allerhande aard.

De ongewone dieren en voorwerpen worden als antropocentrismen verbeeld, met vaak een boeiende en relevante alteratie van perspectief tot gevolg: zo vormt een mensenoor een ‘grot’ voor een ‘klein pluisje’ en een in de rivier belande ‘kampioensbeker’ blijkt een waardevolle ‘schuilplaats voor vissen’. Natuurlijk leiden de verschillen in zienswijze weleens tot pittige discussies, maar uiteindelijk blijkt dat beide gesprekspartners het doorgaans bij het rechte eind hebben. Het is enkel een kwestie van door andermans ogen (durven) kijken. Van pluisje over regenworm en van straatsteen tot zilvermeeuw, allemaal willen ze in hun individualiteit (h)erkend worden. Weerloos zijn ze, maar ook waardevol op hun manier, allemaal. En de vlieg, die ontdekt het uiteindelijk aan den lijve:

Opeens dacht ze: als ik alles eens van een andere kant bekijk, misschien lukt het me dan beter om de verte te vinden.

Joke van Leeuwen presenteert een sprankelend geschreven verhaal dat via gebalde zinnen en originele woordspelingen tot nadenken schept, net omwille van de schijnbare eenvoud:

‘Er is zoveel wat je met mensenogen niet kunt zien.’

‘Hou toch op wind. Jij weet niet wat het is om ergens vandaan te komen.’

‘Iedereen moet excelleren. Iedereen moet beter zijn dan iemand anders. ‘Wacht even, zei de zalm, dat kán toch niet? Als iederéén beter is dan iemand anders, dan is iedereen even góéd. Ja toch, niet dan?’

Het zijn zinnen en dialogen zoals alleen Joke van Leeuwen ze kan schrijven, waardoor iedere pagina een deel van een ware ontdekkingsreis wordt, om via fraai geformuleerde zinsneden vanzelfsprekendheden te (durven) overdenken.

Vanuit die verwondering over het (on)gewone, snijdt de auteur een keur aan thema’s aan, waardoor ze kinderen haast vanzelf tot nadenken aanzet. Vormt een platgereden speelgoedautootje nog wel een ‘auto’? Waarin ligt de kern van de identiteit dan besloten? Volgens een liniaal is ‘meten’ ook echt ‘weten’, maar hoe meet je ‘droefheid’? Wat valt te verkiezen: een kort, spannend leven als zalm, of eeuwenlang als een zandkorrel over de bodem van de rivier glijden? Mooi ook hoe van Leeuwen een ware ode brengt aan de verwondering van kinderen, en tegelijkertijd een warm pleidooi houdt voor het bewaren van die kinderlijke onbevangenheid.

Zoals wel vaker in van Leeuwens oeuvre gaan tekst en illustraties ook hier een krachtige symbiose aan. Via de uitvergrote versies van o.a. een pluisje en een zandkorrel benadrukt de auteur-illustratrice nogmaals het belang van een vernieuwend perspectief durven aannemen, en dat op geheel ongedwongen wijze.

De initiële dialoog valt uiteindelijk samen met het kundig gecomponeerde einde, waar pluisje en wind elkaar weer vinden. Schijnbaar lijkt alles bij het oude gebleven, maar ondertussen hebben ze hun blikveld behoorlijk verruimd, en de lezer met hen. Of hoe een relatief dun boekje (nauwelijks 94 bladzijden) toch een schatkamer voor (jonge) filosofen kan zijn.

Jürgen Peeters

Joke van Leeuwen – Dát bedoel ik, zei de zalm. Querido, Amsterdam/Antwerpen. 94 blz. € 13.50

Lessuggesties en vragen bij het Kinderboek voor de Maand van de Filosofie vind je via deze weblink.