Deze recensie van Namen en gezichten verscheen voor het eerst in 1983.

Het hart op de juiste plaats

Het hart in het hoofd was de niet onaardig gevonden titel van een bloemlezing Revisor-verhalen die in 1979 net licht zag. Er stonden verhalen in van Patrizio Canaponi, Frans Kellendonk, Dirk Ayelt Kooiman, Hedda Martens, Nicolaas Matsier, Doeschka Meijsing en het geheel heel werd uitgeleid door criticus Carel Peeters die het Revisor-verhaal definieerde als ‘een verhaal waarin de werkelijkheid niet als iets vanzelfsprekends wordt opgevat’.

Nu geldt dat natuurlijk een beetje voor elk verhaal. Wie een verhaal vertelt of opschrijft erkent daarmee impliciet dat de werkelijkheid niet vanzelf spreekt en dat er iemand nodig is die die taak van de werkelijkheid moet overnemen. Het verschil tussen ‘gewone’ vertellers en Revisor-schrijvers lijkt mij dan ook eerder een gradueel verschil. De laatsten maken er meer dan de eersten een probleem van hoe er verteld moet worden en laten via de vorm van hun verhalen (en romans) ook meer dan de eersten zien dat ze er een probleem van maken. Bij sommige Revisor-schrijvers heeft dit tot gevolg dat het intellectuele avontuur van het schrijven zelf alle aandacht krijgt ten koste van het verhaal. Het zijn de schrijvers bij wie het hart inderdaad volkomen in het hoofd is terechtgeraakt en dat lijkt mij een bijzonder ongezonde plaats.

Liever zijn mij dan ook de Revisorschrijvers schrijvers die het hart meer op de juiste plaats dragen. Een daarvan is Frans Kellendonk. Ook zijn hart maakt wel eens uitschieters naar boven, wat dan naar mijn smaak dor en bloedeloos proza oplevert, maar in zijn beste verhalen is de verhouding tussen hart en hoofd genormaliseerd. In zijn nieuwste verhalenbundel Namen en gezichten zijn voorbeelden te vinden van Kellendonk op zijn best, op zijn slechtst en op zijn allerslechtst. Het is een zowel inhoudelijk als kwalitatief nogal ongelijkmatige bundel wat we waarschijnlijk op rekening moeten schrijven van het feit dat de zes erin opgenomen verhalen heel verschillende fasen van Kellendonks schrijverschap vertegenwoordigen. Het meest recente is van 1983 en het oudste van 1977, een tijdsverschil van maar liefst zes jaar.

Heel mooi vond ik het verhaal ‘Buitenlandse dienst’, waarin een werkloos geworden leraar het woord voert. Eens per week laat hij zijn huis schoonmaken door de illegaal in Nederland verblijvende Egyptenaar Gamal, eerder uit liefdadige overwegingen overigens dan door praktische. Als Gamal vertrokken is, kost het hem minstens een middag om de door zijn schoonmaker verkeerd opgeborgen dingen weer op hun juiste plaats terug te zetten. De leraar doet zijn uiterste best om de verhouding tussen hem en Gamal een minder zakelijke en meer menselijke inhoud te geven, deels uit schuldgevoel en deels omdat hij denkt dat ze in zekere zin lotgenoten zijn. Ze zijn beide verworpenen van de maatschappij, ballingen, randfiguren. Maar Gamal laat zich zowel letterlijk als figuurlijk niet kennen, elke poging tot toenadering of verbroedering wijst hij af.

Het verhaal laat zich lezen als een moderne variant op het aloude thema ‘East is East and West is West and never the twain shall meet’, maar ook als een verholen satire op intellectuelen die zich als ‘hoofdarbeiders’ willen solidariseren met de werkende massa’s.

Zo onbereikbaar als de leraar en Gamal dat voor elkaar zijn en zullen blijven, zo zijn dat ook de hoofdpersonen uit het eveneens heel geslaagde verhaal ‘Tsunami’. Een gewezen echtpaar dat elkaar voor het eerst na hun scheiding drie jaar geleden weer zal ontmoeten. Er gaat iets mis met de afspraak en de vrouw sjouwt drie dagen rond door San Francisco in de hoop haar ex-echtgenoot alsnog tegen het lijf te lopen. In de zorgvuldige opzet van dit verhaal verraadt zich de Revisor-schrijver Kellendonk, maar in de aandachtige en suggestieve beschrijving van de mistroostige dooltocht van de vrouw door San Francisco laat hij zien dat hij meer kan dan literaire kunstjes.

Twee geslaagde verhalen op een totaal taal van zes: het is misschien niet overdonderend veel, maar het geeft hoop voor de toekomst als we bedenken dat deze twee verhalen juist zijn meest recente zijn.

Everhard Huizing

Frans Kellendonk – Namen en gezichten. Meulenhoff, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden in 24 oktober 1983.