Recensie: Christopher Lasch – De cultuur van het narcisme
Narcisme als maatschappelijke maatstaf
Het is alweer geleden van 1979 dat het invloedrijke boek De cultuur van het narcisme van Christopher Lasch verscheen. Het is een cultuurstudie van de Amerikaanse samenleving gebaseerd op psychoanalytische, historische en sociologische gegevens. Het is niet eenvoudig om het boek samen te vatten omdat het complex en breedvoerig is. Maar de centrale idee is dat het tijdsgewricht waarin Lasch leefde, gekenmerkt wordt door een narcistische en therapeutische cultuur die in alle domeinen van het leven het ik centraal stelt. En dat ik kent geen verleden of toekomst want het individu is op zoek naar onmiddellijk genot. Daarbij komt dat het ik niet op zoek is naar klassieke Bildung via kennis maar de gezondheid centraal stelt. De jaren zeventig worden gekenmerkt door een bewustwordingsbeweging die het psychische innerlijk centraal stelt. Dat leidt enkel tot pseudozelfinzicht. Therapeuten graven in de ziel en zullen hun patiënten niet wijzen op het belang van de buitenwereld:
Het komt nauwelijks in hun hoofd op – en daar is ook geen reden voor, gegeven het commerciële van de therapie – de patiënt aan te moedigen zijn behoeften en belangen ondergeschikt te maken aan die van anderen, aan iemand of iets, een ideaal of een traditie, buiten hemzelf.
Lasch spreekt dan ook minachtend over de mens die zich enkel psychisch wil verbeteren:
[…] ze willen hun gevoelens leren uiten, ze eten reformvoedsel, ze nemen ballet- of buikdansles, ze duiken in de oosterse wijsheid, ze trimmen, ze leren ‘relaties aangaan’, ze overwinnen hun ‘angst voor genot’.
Dat is herkenbaar. Ook het hedendaagse individu volgt een cursus pottenbakken, doet aan yoga of transcendentale meditatie en eet glutenvrij. En in een wereld gedomineerd door sociale media staat natuurlijk ook dat ik centraal. Bovendien worden mensen en relaties tegenwoordig ook in psychologische termen beschreven: partners zijn ook nu vaak ‘narcistisch’ en relaties ‘toxisch’. Het valt dus te betwijfelen of het narcisme enkel verbonden kan worden met de jaren zeventig van de vorige eeuw. Opvallend is wel dat Lasch zich uitdrukkelijk baseert op de klinische definitie van narcisme zoals dat gebruikt wordt in de psychoanalyse. En dat doet toch wat verouderd aan. Lasch staat niet kritisch tegenover de bevindingen van de psychoanalyse maar gebruikt ze als argumentatie. Zo worden dubieuze termen als ‘verdringing’, ‘angst voor de castrerende moeder’ ‘en ‘oedipale impulsen’ gebruikt.
De kritiek van Lasch raakt ook aan andere terreinen: hij verbindt het narcisme met bekentenisliteratuur, de teloorgang van het traditionele gezin, de verbreiding van promiscuïteit en de afwijzing van het politieke. De analyse van Lasch is ook een kritiek op het concurrerende individualisme van het kapitalisme. Hij wijst op de negatieve gevolgen van reclame die mensen dingen doen kopen waar ze geen behoefte aan hebben. Ook de massamedia moeten het ontgelden omdat ze waarheid ondergeschikt maken aan geloofwaardigheid en feiten verwarren met verklaringen. Lasch schrijft over het verslavende aspect van het consumeren en de politiek die verworden is tot theater. Telkens komt ook de schijnvrijheid terug: de mens is altijd afhankelijk van externe experten, van therapeuten en opvoeders tot managers en overheidspersoneel. Hiermee hangt samen dat het narcistische subject afhankelijk is van de ander ter bekrachtiging van zijn eigenwaarde en daarom is narcisme veeleer zelfhaat dan zelfliefde. De droom over de roem van idolen, versterkt door reclame, hangt immers onlosmakelijk samen met het gevoel van mislukking.
Het is interessant om De cultuur van het narcisme te (her)lezen. Uiteraard zijn de historische verwijzingen naar Nixon of de Vietnamoorlog nu nog weinig relevant, maar hoewel de analyse van Lasch niet zomaar toe te passen is op de huidige samenleving, zijn vele zaken toch herkenbaar – daar wijst ook Joost de Vries op in het voorwoord. Lasch heeft wel de neiging om zaken te poneren in plaats van te argumenteren of te verwijzen naar empirische gegevens. En waar zijn denkkader klassiek psychoanalytisch is, raakt hij vele lezers kwijt. Maar een klassieker opnieuw ter hand nemen is altijd een verrijking omdat niet enkel het heden belangrijk is maar ook het verleden.
Kris Velter
Christopher Lasch – De cultuur van het narcisme. Leven in een tijd van afnemende verwachtingen. Vertaald door Elise Marijns. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam. 376 blz. € 27,99.
Moest hierbij gelijk denken aan “Wij Zij” van Martinus Theodoor Apello, kort even Lasch doorgespit, roept gelijk vragen op waar ik denk dat Apello beter zijn werk doet. Apello beaamd de oersoepproblematiek als basis van het Nederlandse ik-wij-zij denken. Daarnaast is een belangrijke herkomst van de narcis cultuur, de drang van jan en alleman om tegenwoordig geholpen te worden, therapie en mentale gezondheidszorg dreigt een “hype” te worden. Slachtoffer zijn en slachtoffer voelen(spelen) zijn een groot verschil, maar een ieder kan met al zijn, dan wel mentale of psycho-somatische kwaaltjes bij de huisarts aankloppen en wordt serieus genomen. Ook sociaal media en zelfdiagnostiek(google) helpen hier niet aan mee.
Het psychoanalytische referentie kader is hedendaags nog steeds toepasselijk en bruikzaam b.v. in het geval van behandeling van vroegkinderelijke traumatische ervaringen (oersoepproblemen). De emdr therapie is eigenlijks niks anders als psychoanalyse en hypnotherapy gecombineerd. Echter waar nog wel eens verwarring ligt betreft deze theorievorming is dat het idee nooit geactualiseerd is. Er zijn talloze intressante moderne herschrijvingen van het psychoanalytische perspectief, er heerst alleen misvatting dat deze theorie nog altijd gericht is op “seksuele ontwikkelingsstadia”. Dat deel hoort ondertussen wel tot de geschiedenis en is door biologie vervangen.
De meeste mensen hebben b.v. ook wel eens een big-5 test “moeten” invullen, wat puur een moderne variant is op de archtypische jungiaanse psychoanalyse.
In de afgelopen verkiezingstrijd is er in de VS best vaak naar Nixon verwezen. Er worden overeenkomsten gezien tussen Nixon en Trump, bijv mbt hun minachting voor de rechtsorde.