Doormodderen op steeds dunner ijs

Maar liefst acht jaar heeft Andrew O’Hagan (Glasgow, 1968) aan Caledonian Road gewerkt. Het resultaat is een indrukwekkende roman, zowel naar omvang als naar inhoud. Caledonian Road (de straat) loopt in Londen dwars door de mondaine wijk Islington, met aan de oostkant boomrijke straten en pleinen met kapitale huizen en in het westen een armer stadsdeel dat evenwel steeds meer gegentrificeerd raakt. Alleen de ‘Cally’ zelf, een doorgaande weg met veel verkeer, biedt boven de winkels nog ruimte aan kamerbewoners, studenten en andere minderbedeelden. Een betere straat is voor deze veelzijdige roman dan ook nauwelijks denkbaar.

Campbell Flynn woont aan de goede kant. Hij een alom gewaardeerd kunsthistoricus, hoogleraar en publicist die vooral naam heeft gemaakt als publiek intellectueel met televisieoptredens en artikelen in tijdschriften. Hij is getrouwd met Elizabeth, een telg uit de Engelse landadel en lijkt typisch iemand  uit de traditionele Britse elite. Maar toch is hij een buitenstaander, geboren in een arm gezin in Glasgow, die ooit met een beurs in Cambridge heeft kunnen studeren. Ook zijn zus Moira heeft gestudeerd, maar in tegenstelling tot Campbell verloochent zij haar afkomst niet: zij is sociaal advocaat en zit voor Labour in het parlement. Om zijn nogal exclusieve levensstandaard op peil te houden, moet Campbell het vooral hebben van royalty’s en leningen, wat een nogal kwetsbare basis is. Als hij op zeker moment de begaafde student Milo Mangasha als zijn persoonlijk assistent aanneemt, zodat die hem wat wegwijs kan maken op het internet, komt niet alleen het andere, minder bevoorrechte, Londen zijn leven binnen, maar gaan ook de herinneringen aan zijn arme jeugd in Glasgow opspelen. Het motto van Robert Louis Stevenson voor in de roman maakt gewag van hoe in het leven het ijs waarop we lopen met iedere stap dunner wordt, totdat uiteindelijk iedereen erdoorheen zakt. Dat is niet natuurlijk zo, niet iedereen zakt door het ijs, blijkt na 575 bladzijden. Er zijn altijd weer mensen die overal mee wegkomen.

Campbell Flynn is weliswaar de voornaamste, maar zeker niet de enige protagonist in Caledonian Road. De roman is zo rijk als de stad Londen zelf. Zelfingenomen selfmade miljonairs, wanhopige verarmde adel, uitgebuite immigranten, gewelddadige drugsdealers, meedogenloze mensensmokkelaars, Russische oligarchen, hackende revolutionairen en een cynische elite die met zijn rug naar de alledaagse realiteit staat, bevolken een Dickensiaanse wereld in een wervelend samenspel dat nergens geforceerd of onwaarschijnlijk overkomt. In genadeloze observaties ontbloot de roman de oppervlakkigheid van veel opgeblazen reputaties.

De drankjes werden geserveerd in een soort schuur aan de rand van het veld en toen ze daar aankwamen zag Campbell de hertog doen wat hij bij dit soort gelegenheden altijd deed, namelijk zich als een eikel gedragen door met veel bombarie en bulderend gelach zijn gang te maken langs de verschillende groepjes gasten, met de typische toondoofheid van de ouderwetse aristocraat voor small talk, geobsedeerd als hij was door de sociale verhoudingen maar zonder enig gevoel voor sociale ongedwongenheid. Campbell moest denken aan een paar dingen die Milo over de hertog had gezegd en stopte deze gedachten voor de rest van de avond weer weg, samen met de vraag waarom zijn onderzoeksassistent eigenlijk zo geïnteresseerd was in zijn familieleden.
Candy stond erbij als een uitgemergeld stokstaartje op zoek naar iets om enthousiast over te worden.

Andrew O’Hagan verstaat de kunst om de bovenwereld en de onderwereld niet alleen al vertellend naadloos in elkaar over te laten gaan, maar hij kenschetst ook heel plausibel hoe beide werelden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en hoe de culturele, wetenschappelijke en bestuurlijke elite meer van crimineel verdiend geld en frauduleuze crypto-investeringen afhankelijk is, dan menigeen denkt. En dus modderen ze allemaal maar door terwijl het ijs onder hun voeten kraakt.

O’Hagan is van oorsprong journalist met een scherp observatievermogen die als medewerker van de London Review of Books sociaalkritische stukken schreef, onder andere over de verwoestende brand in de Londense Grenfell Tower in 2017. Het is dat observatievermogen, gekoppeld aan een vlotte pen die humor en vileine ironie niet uit de weg gaat, dat van Caledonian Road een boeiende realistische roman maakt over een wereld die lezers wellicht niet zullen kennen, maar die ook de meeste personages niet overzien.

Jan de Jong

Andrew O’Hagan – Caledonian Road. Vertaald door Hilje Papma en Marlies Weyergang. Prometheus, Amsterdam. 576 blz. €27,50.