In 1998 volgde ik de gastcolleges van Rutger Kopland aan de Letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. In vijf hoorcolleges besprak hij de poëtica van vijf dichters, die daarbij zelf aanwezig waren en ook zelf aan het woord kwamen. Esther Jansma was de eerste. Ik was bedwelmd door de kracht van haar poëzie, en ook door haarzelf (eerlijk gezegd). Nu kleden we ons met woorden: wat gezegd werd zegt zich weer, missen is veelvoud, blijft opengaan in het nu.