Dichter Esther Jansma is vandaag overleden, ze is 66 jaar geworden. Jansma is vorig jaar nog geridderd en er is een prijs naar haar vernoemd, maar de prijs die haar als dichteres recht zou doen, de P.C. Hooftprijs, heeft ze nooit mogen ontvangen. Esther Jansma was niet alleen dichter maar tijdens haar werkzame leven wetenschappelijk directeur van de Stichting Nederlands centrum voor Dendrochronologie.

In haar laatste bundel We moeten ‘misschien’ blijven denken komt haar naderende einde nadrukkelijk aan de orde. Dietske Geerlings schreef in haar recensie over die bundel:

Jansma komt met dichtregels die schreeuwen, dwars door je ziel, ontroeren en je soms ook in de lach laten schieten. Ook als je ten dode opgeschreven bent, is er nog steeds de dialoog tussen de ikken.

De dood speelt een grote rol in haar werk. Het autobiografische gegeven dat zij twee kinderen verloor, is terug te lezen in gedichten al was Jansma ook wars van misinterpretaties op grond van dat feit. In de essaybundel Mag ik Orpheus zijn? zet ze zich af tegen al te biografische interpretaties van haar werk.

In een interview met Trouw sprak ze over haar schrijverschap:

Lang dacht ik dat ik niet mocht bestaan. Dat veranderde toen ik begon te schrijven. Ieder gedicht dat ik maakte was een soort psychologisch landjepik. In taal kon ik dingen versleutelen. ‘Mijn moeder gordt haar tanden aan’ schreef ik ooit, niet: ‘Ik word gek van dat mens’.

Op Tzum vind je ook nog recensies van Rennen naar het einde van de honger (2) en De spronglaag (2).