Een duivelspact voor het leven

In de roman Een hart van prikkeldraad van Lisette Lewin (1939–2024) staat een fictieve gebeurtenis centraal die grote opschudding veroorzaakt. Kort na de Tweede Wereldoorlog wordt in een Leids studentenhuis een lichaam aangetroffen. Ernaast ligt een bewusteloze vrouw, Geertje van der P., die later verantwoordelijk wordt gehouden voor wat zij zelf omschrijft als een ‘ongeluk’. De zaak krijgt landelijke bekendheid als de ‘Dagboek-affaire’, vernoemd naar de dagboeken waarin Geertje sinds haar jeugd haar diepste gedachten en ervaringen heeft vastgelegd.

De roman begint met deze geruchtmakende zaak en beschrijft wat Geertje tot haar fatale daad heeft gedreven. Het is nog niet zo eenvoudig om de vraag te beantwoorden hoe het zo mis heeft kunnen lopen. Was het een crime passionnel, of waren haar keuzes het gevolg van een verleden dat werd getekend door oorlog en verraad? Lewins boek, oorspronkelijk gepubliceerd in 1992 en vorig jaar opnieuw uitgebracht, biedt een indringend portret van jonge vrouw met een getroebleerd verleden.

Geertjes jeugd kenmerkt zich door een schrijnend gebrek aan ouderlijke aandacht. Opgegroeid bij haar grootouders in het streng-christelijke Katwijk, maakt ze in 1941 een beslissing die haar leven voorgoed zal veranderen. Ze ontmoet een Duitse officier, een man die minstens twee keer zo oud is als zij. Hij opent voor haar de deuren naar een wereld van Duitse gezelschappen en decadente feesten. Voor het eerst voelt Geertje zich gezien en gewaardeerd. Obsessief klampt ze zich aan hem vast, en beschrijft dit later als volgt: ‘Overweldigd door het monsterverbond dat ik had gesloten met een man die niet alleen uit een ander, vijandig systeem afkomstig was, maar ook uit een andere eeuw.’

Dit verbond brengt Geertje momenten van vertedering, terwijl ze zich tegelijk pijnlijk bewust is van haar keuze om met de vijand samen te werken. Het pact met de Duitse officier heeft verstrekkende consequenties: ze verliest haar familie, die actief is in het verzet tegen de Duitsers, en verraadt uiteindelijk zelfs haar eigen grootvader door hem aan te geven bij de SD. Zonder verder onderzoek wordt hij ter plekke geëxecuteerd.

Met vaste hand voert Lewin haar hoofdpersoon naar een onafwendbare afdaling in een morele afgrond. De Duitse officier op wie ze dacht te kunnen rekenen, blijkt toch niet meer dan een illusie van geborgenheid te bieden. Zijn afwijzing duwt haar verder in de richting van wraakzucht en zelfdestructie, waardoor de kans op verlossing steeds verder buiten bereik komt.

Het prikkeldraad-motief weerspiegelt Geertjes innerlijke conflict: telkens wanneer ze wordt afgewezen, bouwt ze een muur van afstand rondom zich, waardoor niemand haar ooit écht kan bereiken. Prikkeldraad is, in de letterlijke zin — de villa wordt erdoor afgeschermd — als de figuurlijke, de barrière die echte verbinding tegenhoudt. Geertjes verlangen naar liefde keert zich om in isolement en verdriet, een constante strijd tussen het verlangen naar intimiteit en de angst voor afwijzing.

Waar je aanvankelijk misschien nog een vleugje mededogen voor Geertje opbrengt, weet Lewin dat gevoel al snel genadeloos uit te wissen. Haar schrijfstijl verschuift van een staccato opsomming van feiten over Geertjes jeugd naar een steeds meedogenlozer, ijzingwekkende toon waarmee ze Geertjes gevoelloosheid en morele leegte met precisie blootlegt: ‘Op een dag vonden Arianes vriendinnen haar in haar bloed, met afgesneden hals. Ze had zichzelf de genadesnee gegeven. Met waardering hoorde ik het aan. Laf was ze niet, mijn Ariane. Over mezelf was ik zeer tevreden. Blijkbaar was ik in staat iemand doeltreffend te vervloeken.’ Het is alsof Lewin ons wil laten zien dat wat we lezen – hoe schrijnend ook – slechts aan de oppervlakte krabt. Nee, de afgrond reikt dieper, veel dieper. De onbarmhartige stijl en de ijzige toon, gepaard aan Geertjes steeds verder afglijdende morele verval, maakt dit verhaal fascinerend en verontrustend. Lewin voert een literaire balanseer-act uit: voortdurend is de lezer gevangen tussen afkeer en verwondering, zonder zeker te weten medelijden te moeten voelen of alleen afschuw.

Dit effect bereikt de auteur vooral door de dialogen, die vaak op het randje van langdradigheid balanceren, maar intussen de innerlijke worstelingen van de personages blootleggen. De Duitser die in eerste instantie de archetypische kwaadaardige vijand lijkt, krijgt door deze gesprekken een verrassend andere dimensie; hij blijkt een intellectueel met oprechte gevoelens voor Geertje. Zijn aanvankelijke terughoudendheid maakt langzaamaan plaats voor spijt: die van een man die zichzelf verwijt dat hij zich destijds niet heeft verzet tegen de opkomst van Hitler. Hoewel hij toen het volledige gewicht van de situatie niet begreep, kijkt hij nu met bitterheid terug op zijn eigen passiviteit. De onthullingen en de subtiele veranderingen in karakter maken de personages gelaagder, het verhaal complexer, en door deze nuanceringen wordt je morele kompas telkens op de proef gesteld.

Een hart van prikkeldraad biedt een krachtig portret van Geertje, en een reflectie op de complexe gevolgen van keuzes in tijden van oorlog en daarna. In deze context wordt het verhaal van Geertje een universele waarschuwing over de schade die kan worden aangericht door verkeerde keuzes in een tijd van conflict, en over de diepe littekens die in de naoorlogse jaren zichtbaar blijven.

Anna Husson

Lisette Lewin – Een hart van prikkeldraad. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 480 blz. € 20,00.