Recensie: Manès Sperber – De vergeefse waarschuwing
Manès Sperbers mémoires, deel II
De vergeefse waarschuwing is het tweede deel van drie van de mémoires van Manès Sperber (1905 – 1984), psycholoog, romanschrijver, essayist en, tot zijn uittrede uit de partij, communist. In het eerste deel, De waterdragers van God, verschenen in 2022 (en nu verkrijgbaar voor een sterk gereduceerde prijs), beschreef Sperber zijn jeugd in Zablotow, in Oost-Galicië, destijds behorend tot de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Zablotow was een typische joodse sjtetl. Tegenwoordig is het een Oekraïns stadje zonder joodse bevolking.
Het eerste deel eindigt in Wenen, waar het tweede dus begint. Het is dan 1918. Sperber is een intelligente en vroegwijze jongen van dertien, die met zijn vader discussieert over het geloof en over het zich schikken naar de joods-orthodoxe leefregels. Twijfels aan God en geloof kunnen nog, maar die leefregels overtreden is een stap te ver en daarom ontaarden de discussies meestal in heftige ruzies. De periode van 1917 tot en met 1921 was in Europa een van revoluties. De Russische van 1917 natuurlijk, die gevolgd werd door een burgeroorlog, maar ook in Duitsland en in delen van het uiteengevallen Oostenrijkse keizerrijk waren revolutiepogingen. Sperber, in 1918 lid van een zionistische jeugdgroep, maar zonder te verlangen naar een leven in Palestina, sloot zich aan bij links en werd uiteindelijk lid van de communistische partij.
Intussen werd hij ook gegrepen door de psychologie, met name de Individualpsychologie van Alfred Adler, wiens lezingen in Wenen hij trouw bezocht. Samen met Freud en Jung geldt Adler als stamvader van de psychoanalyse, maar in 1911 brak hij met Freud op grond van diepgaande verschillen van inzicht over drijfveren en motieven van gedrag. Adlers psychologie is om zo te zeggen politieker dan die van Freud: streven naar macht zou een belangrijke, zo niet de belangrijkste menselijke drijfveer zijn.
Hoe jong hij ook was, Sperber ontwikkelde zich mede dankzij Adlers steun in de jaren 1920 tot een uitstekend en gewaardeerd klinisch psycholoog, terwijl hij tegelijkertijd het marxisme en het historische materialisme bestudeerde. Terugkijkend verwondert hij zich over zichzelf. Als adolescent had hij gedurfd te twijfelen aan Gods macht en rechtvaardigheid en daardoor ook aan diens bestaan. Als psycholoog stuitte hij dagelijks op ‘de redelijkheid van het irrationele, het methodische van de waanzin, de logica van een aaneenschakeling van vergissingen […].’ Had dat niet al veel eerder dan pas in de late jaren 1930 zijn twijfels moeten voeden ‘over de rationaliteit van de mensen als vormgever van hun eigen geschiedenis, hun collectieve en individuele lot’?
Het dogma van die rationaliteit stond, in de woorden van Karel van Het Reve, aan de basis van ‘het geloof der kameraden’, een communistisch geloof dat als hoogste leerstelling de onfeilbaarheid van ‘De Partij’ poneerde (‘Die Partei hat immer Recht’), om dat in de jaren 1930 nog eens te verengen tot de onfeilbaarheid van Stalin. Het vergde heel wat dialektische sofisterij om die onfeilbaarheid met rationaliteit in lijn te brengen, sofisterij die de kritische Sperber in andere contexten het algemeen goed doorzag. Maar ‘iets’ in hem verhinderde hem voor de tweede keer in zijn nog jonge leven een afvallige te worden.
In de herfst van 1927 vestigde Sperber zich in Berlijn, om daar Adlers Individualpsychologie te propageren. Hij was nog steeds communist – hij zou pas in 1937/38 de communistische partij de rug toekeren – maar zijn politieke activisme verloor energie onder invloed van zijn twijfels aan de opstelling van de KPD, een opstelling afgedwongen door Moskou. In plaats van de KPD toenadering te laten zoeken tot de sociaaldemocratische SPD, omdat zij alleen gezamenlijk Hitler van de macht konden afhouden, sloeg Moskou alle waarschuwingen in de wind, verbood de KPD mee te werken aan de vorming van een links front en eiste van communisten de sociaaldemocraten (‘sociaalfascisten’ moesten communisten ze noemen) met hand en tand te bestrijden.
Intussen kreeg Sperber tijdens zijn psychologie-lezingen ook te maken met Russen en Oekraïners die naar het Westen waren gevlucht. Eentje, een voormalig commandant van het Rode Leger, vertelde hem over de werkelijkheid van de ‘dekoelakisering’, een campagne die door communisten in het westen werd beschouwd als groots en succesvol project om de massa van kleine, bezitloze Russische boeren te verlossen van uitbuiting door hun pachtheren. In feite ging het echter om woeste, nietsontziende staatsterreur, met een bewust aangerichte hongersnood, duizenden standrechtelijke executies en deportatie van honderdduizenden naar dwangarbeiderskampen. Waarom kon Sperber deze betrouwbare bron niet geloven? Zijn communistische geloof verbood hem zijn ogen te openen voor de waarheid, schrijft hij schaamtevol.
Sperber verkeerde in Berlijn in kringen van linkse, communistische intellectuelen. Van wie sommigen minder naïef waren dan hij, maar als dat beter uitkwam de waarheid dialektisch wegredeneerden. Zoals Brecht, die Sperber in Berlijn goed leerde kennen. Toen Brecht, die nooit een woord van kritiek had laten horen over Moskou, moest vluchten voor de nazi’s, vermeed hij zorgvuldig de Sovjet-Unie als ballingsoord en stelde alles in het werk om naar Amerika te kunnen gaan.
De vergeefse waarschuwing eindigt met Hitlers vernietiging van de Weimar-democratie en zijn machtsovername. Sperber wordt samen met anderen bij een SA-actie gearresteerd. Nieuwsgierigen – gewone mannen en vrouwen van de Berlijnse arbeidersklasse – stromen toe als de arrestanten in vrachtwagens worden geladen. Van de SA’ers krijgen ze de vrije hand. Scheldend, spugend, slaand en schoppend gaan ze de arrestanten te lijf. Sperber wordt zonder verhoor of proces enkele weken vastgehouden en dan ineens vrijgelaten, met het dringende advies Duitsland te verlaten. Hij zal Berlijn pas zevenentwintig jaar later terugzien.
Hans van der Heijde
Manès Sperber – De vergeefse waarschuwing. Vertaling Jan Bert Kanon. Van Maaskant Haun, Amsterdam. 300 blz. € 25,00.