Recensie: Oliver Lovrenski – Toen we nog jong waren
Een bliksemschicht in een kartonnen kaft
Net wanneer je denkt dat in de kunst en in de literatuur ongeveer alles al is geprobeerd qua vorm en expressie, verschijnt er een boek als Toen we nog jong waren van Oliver Lovrenski en verkruimelt je veronderstelling. Met zijn knallende debuut bewijst de Noors-Kroatische Lovrenski dat een literaire mokerslag tegelijk pijnlijk en verfrissend kan zijn.
Toen we nog jong waren is een coming of age-roman over een groep 16-jarige jongens (Ivor, Marco, Arjan en Jonas) uit Oslo. Het is een verhaal over drank en drugs, verdriet en verlies en over loyauteit en vriendschap. Wat de roman zo volstrekt uniek maakt, is de vorm waarin Lovrenski de vertelstem van zijn hoofdpersonage Ivor heeft gegoten. In korte hoofdstukken, die lijken op dagboekfragmenten, laat hij Ivor aan het woord. Maar die gooit van bij de start alle grammaticale conventies overboord, gebruikt hoofdletters noch punten en hanteert een jongeren- en straattaal die je maar moeilijk kan begrijpen zonder de verklarende woordenlijst achteraan. Een voorbeeld maakt misschien een en ander duidelijk. Dit zijn bijvoorbeeld de openingenszinnen van een van de eerste hoofdstukken:
vandaag begreep ik waarom mensen oorlog voeren om de domste dingen, alles begon toen we honger kregen, dus aight, we gaan wat munch halen, maar wat zeg maar? Normaal gesproken gaat het goed want we eten alleen kebab, delen pizza, maar nu hebben we floes geregeld, mogelijkheden ontstaan weet je, more money more problems
De roman, geïnspireerd op het leven van Lovrenski zelf, geeft een inkijk in het rauwe leven van een groep tieners die in Oslo overleven op drank, drugs en criminaliteit. Dat klinkt hard en somber en dat is het ook. Verwaarlozing, geweld en uitzichtloosheid zijn de norm. Er wordt bijvoorbeeld niet gesproken over herinneringen, maar over trauma’s en wanneer een van de moeders uitgerekend op eerste kerstdag een overdosis neemt, schrik je daar als lezer niet eens van. Maar Lovrenski maakt op drie vlakken duidelijk het verschil met gelijkaardige verhalen over moeilijke jeugdjaren: de vindingrijke taal, de humor en de onsentimentele vorm van tederheid als tegengewicht voor de ruwe realiteit.
Van iemand die erg vrolijk is, maakt Lovrenski bijvoorbeeld ‘die broeder zijn glimlach was zo groot dat de gang geen lamp nodig had’ en over iemand die veel gewicht verloren is, schrijft hij: ‘die kerel is een hele filipijn afgevallen’. Tussen alle miserie, drugs en vechtpartijen door, blijken de hoofdpersonages ook gewoon doorsnee tienerjongens te zijn die bijvoorbeeld ook gewoon graag wentelteefjes eten, yahtzee spelen of naar audioboeken luisteren. Het zijn die broze momenten, die momenten waarop de zon toch lijkt te weerkaatsen in een plas regen, die de roman een extra dimensie geven. Door die inkijkjes in de hoop en in de verlangens van de hoofdpersonages kruip je als lezer ook makkelijker in de huid van Ivor, die stiekem alles zou willen opgeven als hij ‘de tranen van mama maar had kunnen terugnemen’ en die ook hoopt dat zijn eigen kinderen later ‘huizen erven en geen littekens’.
De creativiteit van Lovrenski zit niet enkel in de taal, maar ook in het spel met de tussentitels. Elk kort fragment krijgt een tussentitel. Die tussentitel speelt vaak op een originele of grappige manier in op waar het stukje over gaat. Een voorbeeld: boven een paragraaf die gaat over zijn ex-vriendin en over zijn overleden grootmoeder staat ‘falis mi jako’, wat Kroatisch is voor ‘ik mis je’.
Lovrenski (2003) is de zoon van de Noorse schrijver Håvard Rem en heeft dankzij zijn moeder ook een Kroatische achtergrond. Hij groeide zelf op in Oslo en hij was amper 19 toen hij in 2023 debuteerde met Toen we nog jong waren. Het boek was meteen een schot in de roos. Het werd niet enkel een bestseller, het kreeg ook laaiende recensies in de Noorse media en was meteen mee in de running voor literaire prijzen. Lovrenski werd als jongste schrijver ooit bekroond met de Noorse Boekhandelsprijs. Hij werd ook genomineerd voor de Brage Literatuurprijs (voor beste fictie van het jaar), de Tarjei Vesaas debutantenprijs en de Lytternes Literatuurprijs.
Het boek is in het Nederlands uitgegeven bij Uitgeverij Oevers, een uitgeverij die een goede neus heeft ontwikkeld voor kwalitatieve buitenbeetjes, zeker als het gaat om debutanten of auteurs uit Scandinavië. En laat Oliver Lovrenski nu net die twee kenmerken combineren. Ook vertaler Wouter De Jong verdient lof. Hij moet door een reeks vertaalhoepels gesprongen zijn om de Noorse slang en het jongerenjargon geloofwaardig over te brengen in het Nederlands.
Maarten De Rijk
Oliver Lovrenski – Toen we nog jong waren. Uit het Noors vertaald door Wouter De Jong. Oevers, Zaandam. 250 blz. € 22,00.