Kamer vrij voor Jezus

Rustig en veilig is het nooit geweest in Jeruzalem. Olivia Manning (1908-1980) stelt in haar nu in het Nederlands vertaalde roman School voor de liefde uit 1951 scherp op het leven van gewone mensen in die eeuwige stad tijdens de chaotische periode van direct na de Tweede Wereldoorlog. Het Britse koloniale mandaat van Palestina, dat ontstond na het uiteenvallen van het Ottomaanse rijk, loopt ten einde en de machtsverhoudingen zijn aan het schuiven. Waar aanvankelijk de oorspronkelijke bevolkingen van Joden en Arabieren met daarnaast de Europese passanten, deels oorlogsvluchtelingen, nog tamelijk vreedzaam met elkaar optrekken, voelt iedereen aan dat er een donkere wolk boven het gebied hangt.

De nog piepjonge Engelsman Felix Latimer, net wees geworden, is vanuit Bagdad in Jeruzalem aangekomen, waar een ver familielid een pension drijft en wel bereid is hem op te vangen. Deze verre tante blijkt de nogal godsdienstwaanzinnige en in veel opzichten onbetrouwbare juffrouw Bohun te zijn, die behoort tot de Immer Paraten, een van de vele sektes die rond die tijd in Jeruzalem neerstreken om de wederkomst van Jezus af te wachten. Juffrouw Bohun houdt voor de godenzoon zelfs een nette kamer vrij, indachtig het idee je weet maar nooit.

Felix krijgt uiteraard een andere kamer, net als de vereenzaamde, bejaarde amateurschilder meneer Jewel, die op de steenkoude zolder moet verblijven. Juffrouw Bohun weet precies waar te bezuinigen en waar te overvragen om met vrome praatjes aan haar inkomsten te komen. Mevrouw Leszno, een ooit welgestelde Poolse Jodin, en haar zoon Nikky doen onder onuitgesproken, maar door recalcitrantie niettemin afleesbaar protest, het huishouden. Juffrouw Bohun weet er wel raad mee. Steeds met de tong klakkend en de Here in gedachten, manipuleert ze er vrolijk op los, wetend dat woonruimte in Jeruzalem in die tijd voor velen een onbereikbare droom is.

Alles lijkt te veranderen als zich een jonge, ietwat excentrieke Engelse oorlogsweduwe meldt, mevrouw Ellis. Ze lijkt onkwetsbaar voor de intriges van de verhuurster en gaat haar eigen gang, rokend en drinkend en zich uitgesproken negatief uitlatend over het niet te vreten voedsel in het pension. Felix, naïef, braaf, onwetend, eenzaam en onzeker, moet zich staande weten te houden tussen zo veel rivaliserende kampen. Gelukkig is er voor hem het katje Faro, in wie hij haast een vervanger voor zijn overleden moeder kan zien.

Olivia Manning, getrouwd met een docent van The British Council, schreef relatief weinig opgemerkte fictie, non-fictie en poëzie, die doorgaans geworteld was in haar eigen ervaringen op uiteenlopende plaatsen in de wereld. Zo ook die in het Midden Oosten van kort na WOII. Dat het er voor de bewoners van welke origine dan ook toen al somber uitzag, komt slecht summier ter sprake, maar verwijzingen naar de ‘Palestijnse bloedvete’ en de naderende ‘trammelant’ zeggen mensen van onze jaren genoeg:

Op een dag in mei, toen het late voorjaar had plaatsgemaakt voor de hitte van de zomer en alleen de blaadjes aan de bomen en de beschutte tuinbloemen waren overgebleven, werd de oorlog in het westen ten einde verklaard. Niemand leek daar bijzonder blij mee. Er was een bloedeloos, bescheiden defilé met een muziekkapel en toespraken, en ’s avonds na zonsondergang slenterde men door de schemerdonkere straten. Er heerste echter geen enthousiasme. Sterker nog, in het Innsbruck heerste ongerustheid, want velen meenden dat de echt belangrijke oorlog – de oorlog om Palestina – onmiddellijk zou losbarsten De jonge Arabieren en Joden waren zich bewuster dan ooit van hun unieke vriendschap en sommigen waren verontwaardigd dat uitgerekend zij in de strijd verwikkeld konden raken, of ze wilden of niet.

Wat Mannings roman menselijk en bij vlagen ontroerend maakt, is de zichtbaarheid van de tegenstelling tussen veelal ongrijpbare, geopolitieke manoeuvres en de uitwerking daarvan op de levens van gewone mensen, van wie er werkelijk niemand zit te wachten op welk geweld dan ook. Daarbij is Felix de meest uitgesproken verpersoonlijking van de onschuld. Hij komt nog maar net kijken, heeft nauwelijks opleiding, heeft niemand meer in deze wereld, behalve dus zijn rare tante Bohun, en springt in zijn puberale onzekerheid van de ene persoonlijke voorkeur naar de andere en even gemakkelijk weer terug. Het maakt zijn veilige liefde voor katje Faro daarmee heel invoelbaar.

Steeds opnieuw laat Manning de jonge Felix reflecteren over zijn eigen houding, rechtvaardigheid en redelijkheid, terwijl zo zoetjes aan ook de hormonen hun werk gaan doen. Die mevrouw Ellis is heel aantrekkelijk, vindt hij, en wat durft ze ook veel. Het duurt echter niet lang voor hij inziet dat iedereen maar wat aanrommelt in het ondermaanse en ook mevrouw Ellis zo haar tekortkomingen kent. Een ware coming of age dus tegen de achtergrond van het eeuwige Jeruzalem met zijn eeuwige conflicten.

André Keikes

Olivia Manning – School voor de liefde. Vertaald door Lisette Graswinckel. Van Maaskant Haun, Amsterdam. 248 blz. € 25.