De volgende recensie over Na de klap verscheen voor het eerst in 2001.

Tedere wanhoop

Wat gebeurt er na de klap? Na de atoomoorlog, na de meteorietinslag? Wat gebeurt er met ons na een echte grote ramp? Trinus Riemersma geeft er een meeslepend en zeer geloofwaardig beeld van in de opvallend warme en tegelijk wanhopige roman Na de klap.

‘Het is vannacht weer verrekte koud geweest,’ zo begint het en op de eerste pagina worden we direct met onze neus op de feiten gedrukt: honger, uitputting, seksueel misbruik en machtshonger. We beleven het verhaal via de jongen, later de halfvolwassen, Ake die oorspronkelijk Auke heet en uit Drachten komt.

Hij zwerft na de klap, alleen of in groepen, door Nederland, Noord-Frankrijk, Duitsland en België. altijd op zoek naar eten, kleding en een veilige schuilplaats. De wereld is verwoest, doods, vrijwel verlaten. Aan het eind van de roman, na jaren van omzwervingen keert hij tegen beter weten in terug naar huis, naar Friesland dus, of wat daar nog van over is. En dan eindigt het: ‘Ik ga zitten, ik geef me over en ik denk: dan is dit m’n huis.’

Je kunt met een dergelijk gegeven allerlei kanten op: die van de avonturengeschiedenis met allerlei edele typen die elkaar door dik en dun trouw blijven. Maar dan krijg je zoete broodjes en daar heeft Riemersma absoluut geen zin in. Je kunt het ook op de literaire verbeelding gooien en dan wordt die zwerftocht van die jongen een symbolische zwerftocht door de verbeelding of zoiets en krijg je zo’n boek met allerlei vage praat over de slechtheid van de mens en vol van symboliek over de wereld, de dood en de liefde. Bah.

Riemersma kiest voor een kale, bijna documentaire opzet, niks geen opgeklopte beeldspraak en spannende achtervolgingen, maar een rauw en concreet beeld van verschrikkingen, beleefd en verwerkt door Ake, die nog niet helemaal terug wil zakken tot het niveau van een dier. Hij is geen buitenstaander, deze gevoelige manjongen, gelukkig niet, hij weet het niet beter dan de anderen. Hij doet mee met alle vreselijkheden die Riemersma uitermate laconiek en daardoor extra indringend beschrijft. Hij moordt, eet mensenvlees, laat kameraden in de steek, weet dat ziekte de dood betekent en moet zich met geweld staande houden binnen de groepen jongeren waarmee hij rondtrekt. Maar hij houdt ook een verlangen naar beter leven in stand.

De kale ingehouden stijl van dit boek werkt. Wanneer Ake samen met een paar andere jongens en meisjes in handen valt van half verwilderde soldaten, gaat Riemersma niet over tot uitvoerige beschrijvingen maar staat er, en dat is genoeg: ‘We werden gebruikt voor het werk en voor het neuken.’ Meer is niet nodig en de schrijver voelt dit haarscherp aan. Juist deze kale wanhoop versterkt de geloofwaardigheid van deze roman. Die geeft er een laconieke toon aan, een verbeten woede over wat mensen aangedaan kan worden.

Af en toe viert Riemersma de teugel. Hij geeft een prachtige en geestige beschrijving van twee vrouwen, Krak en Mik genaamd, die zich ergens in de buurt van een grote, totaal verwoeste Duitse stad verschuilen en Ake als een lekker seksueel buitenkansje zien. Maar Ake wil terug naar huis terug naar het noorden, ‘zoals ieder mens een plek zoekt waar ie zich prettig kan voelen.’ En dan begint de terugtocht. Riemersma schreef een voortreffelijk en ook merkwaardig teder en verontrustend boek over wat mensen elkaar aan kunnen doen wanneer het op overleven aankomt.

Kees ’t Hart

Trinus Riemersma – Na de klap. Uit het Fries vertaald door Jabik Veenbaas. De Geus Breda. 254 blz.

Deze recensie verscheen voor het eerst op 23 november 2001 in de Leeuwarder Courant.