Een geil, middelmatig mannetje

Het vertalen van het werk van Arthur Schnitzler in hedendaags Nederlands zonder de specifieke atmosfeer van het fin de siècle te verliezen, mag je beslist een opgave noemen. Jef Rademakers, niet in de laatste plaats bekend als televisiemaker, maar ook van enkele nog niet lang geleden uitgekomen boekjes over Gerard Reve, studeerde Nederlandse taalbeheersing en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en dat lijkt zich uit te betalen in zijn inmiddels drie bundels Schnitzler-vertalingen, waarvan De dokter van het kuuroord nu is verschenen

Schnitzler schreef dit oorspronkelijk als Dr. Gräsler, Badeartzt geschreven werk als feuilleton voor het Berliner Tageblatt ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, al speelt het bloederige wapengekletter in deze novelle nergens een rol. Wel vindt de Schnitzler-liefhebber hierin alle kenmerken die in diens boeken aan de orde komen: kleinburgerlijke hypocrisie, de obsessie voor aantrekkelijke vrouwen, de tragiek van de veroudering, onvermijdelijk uitlopend in de dood en ook zelftwijfel die gepaard gaat met zelfoverschatting.

De eindveertiger dokter Gräsler, eerst scheepsarts, nu werkzaam op Lanzarote, krijgt te maken met de vroegtijdige en onverwachte dood van zijn zuster Friederike door zelfmoord. Een gebeurtenis die hem enerzijds raakt, maar anderzijds koud laat, aangezien zijn eigen pleziertjes er vooral niet onder mogen lijden. Ook zijn tot mislukken gedoemde relaties met bijvoorbeeld Sabine, de dochter van een vroegere operazanger, en het jonge winkelmeisje Katharina, hebben niet alleen een seksuele motivatie, maar ook steeds een onderliggende beweegreden.

Hij was voor het vrijgezellenleven geboren, hij was altijd een zonderling, een egoïst, een middelmatig mannetje geweest.

Gräsler is onmiskenbaar ontevreden met zichzelf en wil daarom ‘iets’ ondernemen wat die persoonlijke wrevel kan wegnemen. Een te koop aangeboden, maar verloederd kuuroord overnemen zou zijn maatschappelijke status kunnen verhogen en bovendien indruk maken op de vrouwen die hij begeert. Het is het aankaarten van onder meer dergelijke kuiperij, die Schnitzler zo omstreden maakte bij zijn ‘bürgerliche’ tijdgenoten, die liever niet te koop liepen met hun dubbele moraal. Rademakers is daar duidelijk over in zijn nawoord:

Hij was een kunstenaar die, haarscherp maar altijd met een milde humor, de gevoelens van zijn hoofdpersonen ontleedde. Dat was genoeg om de verontwaardiging van de goegemeente op te wekken.

Dat Schnitzler er genoegen aan beleefde om de gangbare mentaliteit in het Wenen en bij uitbreiding Oostenrijk van die periode ter discussie te stellen, correspondeert met wat zijn stad- en tijdgenoot Sigmund Freud als psychiater deed. Ze waren beiden man, arts en Jood, schrijft Rademakers en maakten bovendien beiden deel uit van de sociale bovenlaag. Toch kenden ze elkaar lange tijd nauwelijks, slechts hun beider belangstelling voor het menselijk driftleven bracht hen in zekere zin samen. Pas op de oude dag erkenden ze hun frappante overeenkomsten en ontstond er een vorm van vriendschap.

Behalve De dokter van het kuuroord, bevat deze met een knipoog naar de stijl van Schnitzlers tijd vormgegeven uitgave ook een heruitgave van de novelle De jonge weduwe en een nieuwe vertaling van De vrouw van de wijze. Daarmee is een nieuw deel toegevoegd aan de fraaie reeks Schnitzler-vertalingen, waaraan Rademakers begon toen hij ontdekte dat veel van Schnitzlers werk nog nooit of slechts zeer lang geleden in het Nederlands vertaald was.

André Keikes

Arthur Schnitzler – De dokter van het kuuroord. Vertaling en nawoord Jef Rademakers. Borgerhoff & Lamberigts, Gent. 344 blz. € 29,99.