Recensie: Elise Vos – Bolster
‘elk zijn is tot niet zijn geschapen’
Bolster is het debuut van Elise Vos. Voor een lezer die dat niet weet kan dat verrassend zijn, want haar taalgebruik is helder, ieder woord staat op de juiste plaats en ze gebruikt metaforen die de verbeelding prikkelen. Motieven die door de hele bundel zijn geweven zorgen voor een sterke samenhang. Geboorte en nieuw leven zijn zulke motieven. Vaak worden ze verbeeld met planten, bomen of groentetuinen; in de volgende strofe uit de reeks ‘Huis, tuin en keuken’ gaat het om zaad:
misschien moet ze nieuw zaad
in de moestuin planten
er met linten omheen dansen
en groeit dan het kind uit haar hoofd
gestaag de wereld in
Het hoeft niet per se om de geboorte (of de wens daartoe) van een kind te gaan. Zo kun je de gedichten ‘Bomen I’ en ‘Bomen II’ lezen als de geboorte en groei van een dichtbundel. Een ‘ik’ spreekt een ‘jij’ toe. Is die ‘jij’ haar inspiratie? De tweede strofe van ‘Bomen I’:
een pijnboom wil ik, maar
een zilverberk vind je beter passen
daarvan zullen ook de vogels houden
dus plant je in mijn hoofd een scheut
met een flinke kluit en al wat groen
om af en toe een beetje bij te snoeien
je moedigt de stille sapstroom aan
Het is mooi te zien hoe Vos met woordbetekenissen speelt. Zo zijn bladeren van papier en boombladeren in ieder van de volgende citaten aan elkaar verbonden. In de eerste strofe liggen boeken ‘altijd dicht bij de hand / zodat je er onverhoeds eentje kan plukken / bladeren voor het slapen gaan.’ Een paar strofen verder ‘overschrijven [we] de adertjes in mijn gekarteld blad’ en in de laatste strofe lezen we: ‘wie weet val ik ooit uit elkaar / in een hoopje beschreven bladeren / dat je zal samenharken tot een nieuw boek’. De dichter lijkt te verdwijnen in haar bundel.
Maar er is een keerzijde. Alles wat leeft gaat ook weer dood en ook dat is een belangrijk motief in de bundel. Soms is er sprake van dreiging, zoals die uitgaat van de middagvrouw, die verschijnt op het heetst van de dag en een waarschuwing geeft: ‘laat geen kinderen spelen in mijn veld // zonder twijfel grijp ik hen bij de nek // lach hen dood’. En natuurlijk zijn er relaties die op de klippen lopen. De reeks ‘Blauweregen’ gaat daar in zijn geheel over. Blauweregen is een mooie plant, maar kan ook een bedreiging zijn. De geliefden vragen zich af of ‘het gedeelde zaad / genesteld in onze ingewanden / [zal] ontaarden in het gif / van blauweregen’. Dat gebeurt, al wordt dat nergens expliciet vermeld. Is het een ongewilde kinderloosheid die een rol speelt in hun verwijdering? Mogelijk. De ‘ik’ heeft een vrouw van een verzekeringsmaatschappij aan de telefoon om de schade op te nemen – een metafoor voor ‘liefdesschade’ in dit geval: ‘ze had het over compromissen en oorzaken een naam geven / maar onze kinderen hadden geen naam’. In het voorlaatste gedicht staat een prachtige, veelzijdige metafoor. In een hoek van de tuin ligt een composthoop. Daarachter is het warm en vochtig, ideale omstandigheden voor nieuw leven. De warmte is echter afkomstig van het rottende tuinafval dat, als het eenmaal is gecomposteerd, wordt gebruikt om de groei van planten te bevorderen. Er is sprake van een levenscyclus, wellicht ook een liefdescyclus, zoals we lezen in het laatste gedicht. Dat bevat ook een geweldige metafoor, die je met recht een uitsmijter kunt noemen. Belangrijk voor het begrip is dat de tuinlaarzen van de verdwenen man naast de composthoop stonden.
VII
enkel mijn moeder kwam op bezoek
ze keek naar de laarzen die ik had laten staan
waar ik je het laatst had gezieneen begripvol knikje, toen nam ze een vuilniszak
verzamelde groen en blauw
morgen stond een ophaling geplandhet rubber bleek onbeschadigd
zoals standvastigheid soms niet smelt
op weg naar huis stopte ze bij de kringwinkel
De tuinlaarzen worden naar de ‘kringwinkel’ gebracht! Prachtig.
Er is één afdeling die ik minder aantrekkelijk vind: ‘Verloren Goden’. Bij de toelichting op de eerste flap lezen we dat de dichter folklore en oude verhalen tegen de werkelijkheid laat schuren. Als je die verhalen niet kent, blijft een aantal gedichten moeilijk te duiden. Als dat na herhaald lezen nog niet lukt, verlies je je interesse – dat geldt althans voor mij. Soms worden sprookjesfiguren als Baba Jaga expliciet genoemd, en dat helpt. Een lijstje met verwijzingen was wel zo prettig geweest.
Nog even terug naar die flap. Daarin staat een zin waarin ik mij geheel kan vinden: ‘[Elise Vos] spant haar heldere taal als een glanzend vlies over een ruw oppervlak en vindt schoonheid in de donkere contouren die zich aftekenen.’ De lezer vindt die schoonheid ook. Bolster is een opmerkelijk debuut.
Hans Puper
Elise Vos – Bolster. Uitgeverij De Zeef, Gent. 80 blz. € 18,00.
Dank voor deze mooie, uitgelanceerde bespreking van een bundel, die een intrigerend debuut belichaamt.