Kaf én koren in Kyiv

Deze maand is het drie jaar geleden dat de Russische president Vladimir Poetin zijn troepen de grens met Oekraïne over stuurde. In de vroege ochtend van 24 februari 2022 viel het Russische leger met overmacht het westelijke buurland binnen om Oekraïne, in de woorden van Poetin, te ‘demilitariseren en denazificeren’. We zijn inmiddels drie jaar, miljoenen vluchtelingen, honderdduizenden oorlogsslachtoffers, massale verwoestingen, ellende, ontwrichting en ontberingen verder. Wat Poetin voor ogen stond, het onttronen van de regering in Kyiv en die vervangen door een Moskou-gezind regime, is echter geen stap dichterbij gekomen.

Om de obsessie van Poetin met Oekraïne goed te kunnen duiden, is het goed om in ogenschouw te nemen wat de diepere beweegredenen zijn van de Russen om het buurland onder de voet te lopen. De Amerikaanse politicoloog Eugene Finkel, geboren in de West-Oekraïense stad Lviv, duikt in zijn boek Oekraïne onder vuur in de geschiedenis van de twee buurvolkeren. Finkel leidt de lezer door meer dan twee eeuwen geschiedenis. Vooral de eerste hoofdstukken zijn taaie kost. Zo beschrijft Finkel tot in detail hoe na de Russische revolutie en de Eerste Wereldoorlog op het grondgebied van het huidige Oekraïne niet één maar zelfs twee onafhankelijke republiekjes werden gesticht, maar nooit tot wasdom kwamen.

Sommige steden en dorpen veranderden in die roerige periode om de haverklap van overheerser, en Finkel lepelt al die grenswijzigingen onverdroten op. Hij had hier best het kaf van het koren mogen scheiden; een beknopter overzicht had de lezer een beter overzicht gegeven.
Anders dan het Russische rijk, dat door de eeuwen heen grotendeels mono-etnisch was, kende Oekraïne een rijke schakering aan talen en volkeren die het land een heel eigen identiteit verschafte. Dat gegeven leidde ertoe dat Oekraïne, veel meer dan Rusland, openstond voor nieuwe ideeën en ontwikkelingen van buitenaf.

Voor de heersers in Moskou was Oekraïne, zeer vruchtbaar en rijk aan grondstoffen, door de eeuwen heen echter nooit meer dan een wingewest. Dat gegeven loopt als een rode draad door de geschiedenis, of de macht in Moskou nou in handen was van de tsaren, de communisten of het huidige regime.

Finkel laat zien hoe Rusland door de eeuwen heen uit geweest is op de onderwerping van de Oekraïners, die in de ogen van Moskou nooit een zelfstandige natie met een eigen cultuur en geschiedenis geweest zijn. In dat opzicht gedraagt Poetin zich geheel in lijn met zijn voorgangers in het Kremlin. Zeker sinds Oekraïne, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, een zelfstandige staat is geworden, is Moskou er alles aan gelegen om de ontwikkeling van een pluriforme democratie in het buurland in de kiem te smoren. Zulke ontwikkelingen zouden de Russische bevolking op het idee kunnen brengen dat ook in hun land veranderingen mogelijk zijn.

‘Wat dit betreft is het Kremlin slachtoffer van zijn eigen diepgewortelde overtuiging dat Russen en Oekraïners eender zijn’, schrijft Finkel. ‘Als het Oekraïense volk erin slaagde een systeem op te tuigen waarin de oppositie verkiezingen kan winnen en presidenten geregeld hun machtspositie kwijtraken, dan kunnen Russen dat mogelijk ook, vreest Poetin.’

En dus rest Moskou maar één optie: de Oekraïense vrijheidsdrang en identiteit met wortel en tak uitroeien.

De invasie, die begon als een poging de staat Oekraïne op de knieën te krijgen, ging algauw over in een gerichte campagne om Oekraïners als groep, Oekraïens als identiteit en Oekraïne als staat weg te vagen. De invasie werd een genocide.

Finkel biedt een waardevol historisch perspectief op ontwikkelingen die ons tot op de dag van vandaag bezighouden. Een register van namen had het boek zeker toegankelijker gemaakt, maar gezien het grote aantal historische figuren en gebeurtenissen die worden opgevoerd, had dat het boek gelijk een heel stuk dikker gemaakt.

Roeland Sprey

Eugene Finkel – Oekraïne onder vuur. Ambo/Anthos, Amsterdam. 342 blz. € 27,99.