Recensie: Marieke Groen – Het verhaal van mijn schaarste
Een rijk boek
Al eerder heeft Marieke Groen over opgroeien geschreven, over ontsnappen aan een familie, over dreiging die niet van buitenaf komt, maar van binnenuit een gezin. Toen heette de hoofdpersoon nog Amber. In Het verhaal van mijn schaarste is Groen expliciet, heeft ze alle in de jaren opgebouwde ‘schaamte’ afgeworpen en schrijft ze, zoals het hoort in grootse literatuur, zonder rekening te houden met de eventuele gevolgen, over wat het inhoud om een mens te zijn, over alle facetten die de hoofdpersoon, Groen zeg maar, tot de vrouw maakt die ze is geworden.
Een aanklacht zonder geklaag. Een oprechte, goudeerlijke analyse zonder navelstaarderij. Het magnetisme van het verhaal zelf is datgene dat domineert. Je kunt als schrijver, als gerijpt mens, dingen zeggen die destructief zijn voor familieleden, voor relaties, voor de positie binnen een samenleving, binnen een vakgebied, maar je werkt niet voor hen. Je bent in dienst van de personages, van het verhaal. Uiteraard dient op het eindresultaat een label geplakt te worden. Waarom eigenlijk? Als er één herkenbaar boek is, dan is het dit het wel. Een lastige jeugd, een leven met tegenslagen als de goudmijn voor de schrijver. Ja. ja.
Het verhaal van mijn schaarste heet ‘een memoir’. Een kwalificatie met grote gevolgen, want omdat het geen ‘roman’ is mag de tekst niet meedingen naar de grote prijzen. Quatsch. Het zou vanwege de kwaliteit, vanwege de impact, de zeggingskracht, het actuele thema, minstens op de shortlist van bijvoorbeeld de Libris Literatuurprijs 2025 moeten staan. Aan een van de ongeschreven wetten voor nominatie – veel publiciteit – is inmiddels ruim voldaan.
Groen heeft de schaarste onderverdeeld in de categorieën armoede, honger, ziekte en eenzaamheid. De schaarste die elke beslissing, die elke gemoedstoestand, die het fysiek een leven lang beïnvloed. Een decennialange ontkenning waar een einde aan komt doordat er een financieel dieptepunt wordt bereikt, er hulp gezocht wordt bij de gemeente. Groen weet van de aanvraag en het vervolg smakelijk verslag te doen, ware het niet dat de scènes kafkaësk, bijzonder pijnlijk zijn.
De enorme kracht van dit boek schuilt in het laconieke, het schouderophalen. Het verder moeten met ‘het weinige’ dat een mens heeft. Dat een mens ook nodig heeft. Het verhaal van mijn schaarste is recht voor de raap, een waarheid zonder opsmuk, in een bepaalde zin juist een positief, heel rijk boek. Met kunst- en vliegwerk weet Groen zich staande te houden. Ze weet te sparen van een bijstandsuitkering, raakt niet in paniek van de pandemie, van de lockdown. In principe is dat een aanpassing aan de situatie van Groen zelf, van een hoop schrijvers. Het is een ‘eenzaam beroep’, een leven lang in vrijwillige isolatie om op papier werelden te bereizen, de levens van zo veel mogelijk personages te leven, emoties en reacties op situaties te onderzoeken en te boekstaven.
De schrijver zoekt via de teksten juist verbinding met de buitenwereld, met de lezers. Dat is in het geval van Het verhaal van mijn schaarste meer dan goed gelukt. Dit is een boek dat de kern beschrijft, de kern raakt, juist bij de lezer. Groen keert zich binnenstebuiten, daalt af naar de diepste krochten, laat de worstelingen van een mens zien. Dit is een boek dat je moet ondergaan, niet stuk moet analyseren. Het zou verplichte kost moeten zijn voor politici, voor instanties, beleidsmakers. (Het is inmiddels bij een paar Kamerleden terechtgekomen.)
Daarnaast is het een hart onder de riem voor zzp’ers, voor collega-schrijvers. Hoewel er ook een trio dames omschreven staat (de namen zijn bekend bij de redactie) die ‘een heel ander leven leiden, die getrouwd zijn, een groot huis hebben en alle drie een man die het geld binnenbrengt zodat zij boeken kunnen schrijven’.
Groen stelde na een uitnodiging in een groepsmail voor om in een park af te spreken of bij een van hen thuis. Maar de dames hebben jonge kinderen en willen ‘wel weer eens naar de kroeg’. Groen stuurt een bericht dat ze daar geen geld voor heeft. Een van de drie – hoe edel – stuurt een bericht dat ze de drankjes van Groen wel wil betalen. Na twee uur en een enkel glas wijn – de hete kolen zijn voelbaar, zij hebben een hulp in de huishouding, Groen solliciteert rond die tijd naar schoonmaakwerk à € 9,60 per uur bruto – nemen ze afscheid. De volgende morgen belt een van de collega’s op, zegt dat Groen er, op weg naar haar oude fiets, zo treurig uitzag. ‘Dat moet je echt niet meer doen, hoor. Je spullen in zo’n armoedig AH-tasje vervoeren. Daar ga je je alleen maar zielig van voelen.’
Dit is exemplarisch, voor de perceptie van ‘armoede’, voor het grote misverstand over ‘ambities in het leven’, voor de slangenkuil die het literaire bedrijf vooral in Nederland is. Je blijft op een gegeven moment een inktslaaf. (Dat blijkt bijvoorbeeld ook wel uit de manier waarop het CPNB de schrijvers afscheept die mee hebben gedaan aan de wedstrijd voor het Boekenweekgeschenk, vaak maanden aan een tekst hebben geschaafd. Een briefje via hun uitgever namelijk aan de 148 deelnemers die het niet zijn geworden, waarin de hoop wordt uitgesproken dat er veel moois zal verschijnen.)
Groen mag zeker na Het verhaal van mijn schaarste met opgeheven hoofd door het leven gaan. In elk geval heeft ze sinds jaren weer eens een uitnodiging ontvangen voor het Boekenbal, mét voor programma. Toe maar.
Guus Bauer
Marieke Groen – Het verhaal van mijn schaarste. Thomas Rap, Amsterdam. 224 blz. € 22,99.