Lijmen in het echt

Misschien komen ooit nog ergens exemplaren van het Wereldtijdschrift – of La Revue Générale Illustrée / La Revue Continentale Illustrée, zoals het in werkelijkheid heette – tevoorschijn. Van de verschillende nummers werden er vaak duizenden gedrukt, soms tienduizenden, een enkele keer honderdduizend. Een ruime verspreiding zou je zeggen, die kunnen nooit allemaal weg zijn. 

Maar dat is het hem juist: die duizenden, tienduizenden, honderdduizend exemplaren werden steeds maar op één adres afgeleverd, dat van de besteller. Was je door Boorman of Laarmans gelijmd, dan bleef je zitten met stapels oud papier, zoals die arme mevrouw Lauwereyssen.

In de roman Lijmen en de novelle Het been van Willem Elsschot hebben we gelezen hoe dat ging. In een tekst vol met superlatieven werd je bedrijf of je instituut rechtstreeks de hemel in geprezen, je bloosde ervan als het verhaal werd voorgelezen. Jou was al verteld dat als je geen reclame maakte, je niet vooruit kwam in de wereld, dus wat deed je? Je liet je op de mouw spelden dat je voor een bescheiden bedrag extra exemplaren van het Wereldtijdschrift kon afnemen, zoveel als je wilde, de persen draaiden toch.

Hoe meer je er bestelde, hoe goedkoper die extra exemplaren per stuk werden: bij een oplage van duizend betaalde je 45 cent per stuk, bij honderdduizend was dat nog maar 10 cent. En wist jij veel dat diezelfde tekst al vele malen eerder was gebruikt, alleen stond nu jouw naam centraal.

Dat die Revue Générale, later Revue Continentale, beide Illustrée, waarop Elsschot zijn Wereldtijdschrift baseerde, werkelijk heeft bestaan, was al bekend. Ook dat Elsschot zelf op pad ging om stapels bedrukt papier aan de man te brengen. Dat wil zeggen: niet Willem Elsschot, maar Alfons De Ridder, niet de schrijver, maar de zakenman. Hij was het die honderdduizend exemplaren verkocht aan de moeder-overste van de Soeurs de Marie in Namen die, toen De Ridder haar het verhaal over haar klooster had voorgelezen, tot tranen toe geroerd was en meteen dat ongehoord grote aantal Revues bestelde. Natuurlijk kreeg ze spijt, maar de advocaat die ze had ingehuurd, liet zich intimideren door een van de zakenpartners van De Ridder, een voormalig circusacrobaat. Alle honderdduizend exemplaren werden afgeleverd en de factuur is tot de laatste centime betaald.

In een prachtige uitgave zijn nu alle opgedoken exemplaren van Revue / Wereldtijdschrift in facsimile verzameld. Twee uit de kluiten gewassen boekdelen bevatten alle nummers op enkele na, in een derde deel vertelt Vic van de Reijt het verhaal van de speurtocht die Elsschotliefhebbers door de jaren heen hebben ondernomen naar het archief van Jules Valenpint, de echte Boorman. De ontdekking van het Wereldtijdschrift is een meeslepende geschiedenis en deze hele uitgave – de drie boeken gestoken in een luxe doos, oplage duizend exemplaren – is een belangrijke bijdrage aan de Elsschotkunde. 

Voordat hij Willem Elsschot werd, de schrijver die zo economisch met de Nederlandse taal kon omgaan, was hij een gewiekste zakenman die met bloemrijke taal zijn, laat ik zeggen: klanten geld uit de zak klopte. Sterker nog: in 1913 gingen schrijver en zakenman even hand in hand. De Ridder leidde de Revue, Elsschot publiceerde  zijn literair debuut, Villa des Roses. 

Waren Lijmen (1923) en Het been (1938) De Ridders manier om zijn kwade geweten te sussen, zoals Boorman en Laarmans het probeerden goed te maken door mevrouw Lauwereyssen schadeloos te stellen, wat zij, net als de moeder-overste van de Zusters van Namen, weigerde? Hij heeft er dan wel lang mee gewacht, want het Wereldtijdschrift bestond tot 1914.

In 1911 plaatste De Ridder een kleine annonce, waarin hij in het Frans bekendmaakte dat hij van baan zou willen veranderen – hij werkte toen bij de Schiedamse scheepswerf Gusto. Brieven werden ingewacht op zijn Rotterdamse adres Snellinckstraat 49. (Over zijn Rotterdamse periode verscheen in 2009 bij het Willem Elsschot Genootschap het boeiende Alfons de Ridder in Rotterdam of De geboorte van Willem Elsschot van Peter de Bruijn.) Hoezo adverteerde hij in de Revue Générale? Hij wist toch dat het blad niet of nauwelijks onder de mensen kwam? Of waren de ‘Petites Annonces’ alleen maar bedoeld om het een vertrouwenwekkend aanzien te geven?

Los van die annonces schreef Alfons de Ridder in totaal tweeëntwintig ‘studies’ voor het Wereldtijdschrift, één opvallend genoeg onder de naam W. Elsschot: ‘L’enseignement Commercial Pratique. Les Écoles Pigier’. Vic van de Reijt ontdekte nog een ander artikel dat was gesigneerd met de initialen W.E.

De naam Willem Elsschot was dus niet voorbehouden aan de schrijver die in Rotterdam Villa des Roses had geschreven. Het boek verscheen in november 1913, hetzelfde jaar waarin La Revue Générale Illustrée verder ging als La Revue Continentale Illustrée – met Alfons De Ridder als directeur.

Frank van Dijl

Vic van de Reijt – De ontdekking van het Wereldtijdschrift. Willem Elsschot Genootschap / Pelckmans Uitgevers, € 125.