Van democratie naar morocratie

 Amsterdam, Nieuwezijds Voorburgwal, bij de tramhalte nabij het Spui. Komend van het Spui lopen twee mannen de Nieuwezijds op, druk met elkaar in gesprek. Ze vallen op omdat ze op die koude en regenachtige herfstdag over hun bovenlijf slechts een T-shirt dragen. Die T-shirts zijn identiek. Op hun borst staat in witte blokletters, afgedrukt op de donkerblauwe stof: I AM STUPID. Als ze gepasseerd zijn, lees ik op hun rug: AND PROUD OF IT TOO.

De domheid regeert, aldus Sander Schimmelpenninck in zijn gelijknamige boek uit 2024. In plaats van ‘regeert’ spreek ik liever van de hegemonie van de domheid, omdat het gaat om de verwerving van een hegemoniale positie op meer terreinen dan alleen dat van politiek. Domheid is sociaal-cultureel en sociaal-politiek geëmancipeerd.

Verwar domheid niet met een lage IQ-score. Op fundamenten van stupiditeit zijn met indrukwekkend vertoon van denkvermogen enorme bouwwerken van ideeën en theorieën verrezen, denk aan complottheorieën over 9/11, over de moord op John F. Kennedy, of over vaccinatie.

De hegemoniaal geworden domheid is domheid als attitude, als al dan niet bewust aangenomen houding. Die gekenmerkt wordt door psychische gesteldheden van verongelijktheid, rancune en agressiviteit. Die anti-intellectualistisch, anti-internationalistisch, anti-pluriform en misogyn is. Deze domheid beschouwt feiten, waarheden, logica, argumentaties en nuanceringen allemaal als meningen, waarnaast daarvan afwijkende eigen meningen, ook als die niet door feiten, waarheden, logica en argumenten worden ondersteund of zelfs daarmee in strijd zijn, als minstens gelijkwaardig gelden en ook als zodanig gerespecteerd moeten worden.

Nu politieke partijen, politieke bewegingen en politici die zich deze attitude hebben eigengemaakt in meerdere landen een sterke machtspositie hebben verworven, ziet de domheid daarin een belangrijk argument voor haar gelijk: de meeste (luidste, sterkste) stemmen gelden immers.

Denken en nadenken

Denken doen we allemaal. Je denken stopzetten gaat niet, er zit niet een homunculus in je schedel die je de opdracht kunt geven op de uitknop te drukken. Zou dat wel zo zijn, dan moet er ook in diens schedeltje een micro-homunculus zitten die zijn hand naar de uitknop stuurt, wat betekent dat in diens microschedel …, enzovoorts, tot in het absurde oneindige.

Bij domheid als attitude kan het dus niet gaan om niet-denken; deze domheid denken ontzeggen is onjuist. Het is nadenken wat representanten van deze domheid vermijden. Nadenken kun je doen, maar ook laten.

Nadenken is met jezelf in discussie gaan, wat je doet door een denkbeeldig tweede zelf op te roepen, een tweede zelf die je standpunten en ideeën in twijfel trekt en bezwaren en contra-argumenten inbrengt. Dat kan leiden tot nuancering van die standpunten en zelfs tot verwerping.

Denk aan de schaker, wier intuïtie haar een zet influistert. Zij onderdrukt de impuls die zet onmiddellijk te doen en denkt na: ze laat twijfel toe en laat haar twijfelende zelf systematisch nagaan welke bezwaren aan die zet kunnen kleven.

 Nadenken vergt inspanning. Als je geen zin hebt in het leveren van die inspanning, kun je van nadenken afzien. Als je er nooit zin in hebt, kun je er helemaal van afzien. Waar de emancipatie van de domheid al gevorderd is, promoveert het niet (hoeven) nadenken tot een positieve waarde, terwijl nadenken als een vermoeiende inspanning geldt, bij voorkeur te vermijden. Hieronder een paar uitspraken, opgevangen uit alledaagse conversaties, die dat illustreren.

“We hebben genoten, verstand op nul en lekker meeblèren met de meezingers, heerlijk.”

“Ik vond het best wel een goed boek, toen ik er eenmaal inzat werd ik meegevoerd zonder dat ik hoefde na te denken.”

“Entertainment is de mensen iets voorschotelen waar ze van kunnen genieten zonder dat ze een denkinspanning hoeven te leveren.”

“Wat leuk is? Leuk is iets waar je van kunt genieten zonder dat je na hoeft te denken.”

Waarom zou ik daarover moeten nadenken? Ik heb immers als een mening.

Nou zeg, als ik daar ook al over moet nadenken, dan kan ik wel over alles gaan nadenken.

 De dominantie van de domheid trekt nu al diepe politieke en maatschappelijke sporen. Zij doet er veel aan om haar politieke machtspositie uit te breiden en te consolideren, democratische mores negerend. In haar politieke verschijningsvorm wordt de domheid meestal rechts-nationalistisch populisme genoemd. Dat populisme was en is zowel een van de verschijningsvormen als een aanjager van de emancipatie van de domheid. Die emancipatie leidt tot het verliezen van het democratische karakter van de politieke cultuur, tot het verdwijnen van open en toegankelijk maatschappelijk debat en tot wezenlijke veranderingen in het functioneren van de democratische instituties. Onder invloed van de hegemonie van de domheid verandert de democratie in morocratie.

Morocratie

Morocratie is autocratisch van aard, poneert een eenduidige volkswil als dwingend kompas voor het politieke bestuur, is anti-intellectualistisch, plaatst immer belang boven principe en nationaal belang boven algemeen belang, wijst het vreemde en de vreemdeling af en gebruikt die als zondebok. Dat zijn kenmerken die veelal met fascisme in verband worden gebracht. Waarom dan niet fascisme zeggen, een begrip dat iedereen kent, in tegenstelling tot het neologisme morocratie? Inspiratiebron voor dat woord was overigens Matthijs van Boxsels Morosofie – Encyclopedie van de Domheid.

Elke keer als met betrekking tot actuele politiek-maatschappelijke fenomenen het woord fascisme valt, is dat aanleiding voor de zinloze, maar energieverspillende discussie over de vraag of dat wel terecht is, gezien de verschillen met Mussolini en zijn knokploegen, of met wat Hitler en zijn SA en NSDAP deden en propageerden. Vanzelfsprekend zijn die verschillen er: geschiedenis is niet een kopieermachine.

Als politieke ideologie is het historische fascisme een rommeltje van vooroordelen, enormiteiten, idées reçues en misverstanden. Domheid produceert steeds weer nieuwe wanen en misverstanden en dus wijkt zij ook wat dat betreft van het historische fascisme af. Of die verschillen zo groot zijn dat de aanduiding fascisme onterecht is, betwijfel ik weliswaar, maar is een kwestie die ik hier en nu rechts laat liggen.

Vandaar de keuze voor morocratie als verzamelnaam voor historische en actuele vormen van sociaal-politieke en sociaal-culturele hegemonie van de domheid, voor een verzameling dus waartoe fascisme in zijn vele gedaanten behoort, maar ook trumpisme en wat Victor Orban aanduidt met de oxymoron illiberale democratie.

De morocraat

Verongelijkt, rancuneus, agressief, anti-intellectualistisch, misogyn, homofoob, nostalgisch,  en reactionair: de morocraat is een onaangenaam mens, met wie in het algemeen alleen andere morocraten sympathiseren en die, in het geval hij of zij een publiek figuur is, alleen door andere morocraten wordt bewonderd. Overigens vertoont maar een minderheid van morocraten alle hierboven opgesomde eigenschappen.

Aan de basis van positieve waardering van morocraten staat identificatie met een diffuus ‘wij’ van ‘de mensen die net zo denken als ik en dat zijn alle gewone mensen met gezond verstand’. In morocratische rolmodellen zoekt de morocraat zowel zelfbevestiging als richting voor zijn rancune.

Hoe groot de invloed kan zijn van morocratische opinieleiders illustreert Johan Derksen, die enkele avonden per week optreedt in het tv-programma Vandaag Inside.

Deze talkshow kent drie vaste deelnemers: gespreksleider Wilfred Genee, René van der Gijp, een voormalige profvoetballer die gillend en schaterend gespreksonderwerpen naar de onderbroek leidt, en Johan Derksen, ooit ook profvoetballer, later redacteur van een voetbalmagazine en bij Vandaag Inside optredend als algemeen deskundige. Meestal zijn twee of drie gasten aan het driemanschap toe gevoegd.

Vandaag Inside pleegt in hoog tempo langs vele, zeer diverse, actuele onderwerpen en onderwerpjes te scheren. Voetbal is een vast onderwerp, politiek ook, beter gezegd: politici, en verder bn’ers en showbizz. Inhoudelijk is het allemaal flinterdun; zodra de conversatie dieper dreigt te gaan dan een rubberboot, dwingt Genee snel een switch af naar een ander onderwerp.

Derksen geeft gevraagd of ongevraagd van zeer uiteenlopende kwesties en personen zijn gezond-verstand-analyse, gekenmerkt door kortzichtigheid, vooringenomenheid, platvloerse grappen en een sneer naar iemand jegens wie hij rancuneuze gevoelens koestert, maar die vaak niets van doen heeft met de kwestie onder handen. Vaak, maar zeker niet uitsluitend, is dat een politicus of een persoon dat politiek van zich heeft doen spreken. Politiek-inhoudelijk zijn Derksens agressieve verwijten zelden, meestal gaat het om het in één zin toewerken naar een belediging. Zijn grappen verraden misogynie, maar als zijn misogynie de overhand krijgt verdwijnen de grappen en manifesteert zijn rancune zich als niets minder dan destructiedrang. Die de vorm krijgt van een haatcampagne, zoals die tegen toenmalig minister Sigrid Kaag. Deze Derksen blijkt voor velen hun baken te zijn voor politieke opinievorming, waarmee hij wellicht de invloedrijkste Nederlandse opinieleider is.

Emancipatie van de domheid

Domheid is vanzelfsprekend van alle tijden, maar even vanzelfsprekend geldt dat niet voor domheid als bewust of onbewust aangenomen houding. Dat zij zich heeft kunnen verspreiden en ontwikkelen tot de dominante positie waarvan gewicht en invloed nog steeds groeiende zijn, is het resultaat van een emancipatieproces dat al in het laatste kwart van de twintigste eeuw vorm kreeg.

Het volgde op een kwarteeuw van twee andere emancipatieprocessen en moet beschouwd worden als een reactie daarop. Het eerste en wellicht belangrijkste daarvan is die van de babyboom generatie en dan met name van het deel daarvan uit de arbeiders- en lagere middenklassen. Voor hen gingen in de jaren 1960 de poorten van het hoger onderwijs open en vanaf begin jaren 1970 gingen zij een substantieel deel vormen van de hoger opgeleiden. Als zodanig drukten zij ook een steeds zwaarder stempel op het sociaal-culturele en politieke discours. Het merendeel was in politieke zin progressief georiënteerd, wat wil zeggen: sociaaldemocratisch, sociaal-liberaal, of links-confessioneel, met een nadruk op de morele kant van politieke keuzes. Zij waren progressief op zowel sociaaleconomisch als op sociaal-cultureel terrein, terwijl het lager opgeleide, traditionele, linkse electoraat progressieve sociaaleconomische standpunten koppelde aan sociaal-cultureel conservatisme.

Die laatste groep worstelde behalve met dit emancipatieproces, ook met de tweede golf van vrouwenemancipatie, een beweging die in de tweede helft van de jaren 1960 aan kracht won en een motor werd van de protestbeweging tout court.

Terwijl de nieuwe doctorandussen (m/v) het kader van sociaaldemocratische partijen gingen bemensen en hun stempel gingen drukken op politieke doelstellingen, strategieën en tactieken, raakten degenen die behoorden tot het sociaal-cultureel conservatieve deel van de traditionele aanhang steeds meer vervreemd van ‘hun’ partij. Zij waren het – althans, zo ervoeren zij dat – die steeds weer werden geconfronteerd met het moralistische geheven vingertje: te materialistisch-consumptief ingesteld, seksistisch en patriarchaal, te weinig internationaal gericht, te weinig oog voor de Derde Wereld, immigratie- en immigranten-vijandig en racistisch/discriminerend.

De ressentimenten die voortvloeiden uit het zich geminacht voelen werden in de jaren 1990 gecementeerd tot de rancune die op zijn beurt de energie leverde en levert voor de emancipatie van de domheid. Overigens richtte die rancune zich niet alleen tegen sociaaldemocratisch links, maar ook tegen links-confessioneel en misschien nog wel het sterkt tegen het links-liberale D66, bij uitstek geassocieerd met een doctorandussen-elite van het superieure, minachtende gelijk.

Op sociaal-cultureel terrein kunnen “vertrossing” als vroegste en “vermolling” als een wat latere verandering van het tv-aanbod als eerste manifestaties van de emancipatie van de domheid in Nederland worden gezien, maar vanwege hun uitdagende illegale status meer nog het fenomeen van de talloze piratenzenders, vrijwel zonder uitzondering gespecialiseerd in eendimensionale, nederlandstalige muziek. Dat die emancipatie voor wat betreft dat laatste inmiddels geslaagd is te noemen, bewijzen de feiten dat vertolkers ervan sterren zijn geworden en tienduizenden hun stadionconcerten bezoeken.

De genealogie van naoorlogs, rechts-nationalistisch populisme, de politieke vorm van de emancipatie van de domheid, begint in Nederland met de Boerenpartij, die dankzij een populariteitscampagne van De Telegraaf voor haar lijsttrekker, Hendrik “Boer” Koekoek, in 1963 met drie zetels in de Tweede Kamer verscheen. In 1966 werden dat zelfs zeven, maar daarna scheurden fractie en partij ten gevolge van interne ruzies, de “Boerenoorlogen”. Koekoek hield het tot 1981 vol als kamerlid. Zijn kiezers zagen in hem niet zozeer een getalenteerd politicus, als wel een antipoliticus die met zijn Achterhoekse accent, zijn foute grappen en zijn boerenslimheid het parlementair-politieke bedrijf tot hun grote genoegen ridiculiseerde. Saillant detail: Koekoek verwekte in de jaren 1960 een paar schandaaltjes door andere politici er onterecht van te beschuldigen fout te zijn geweest in de oorlog. Later bleek uit onderzoek naar de ledenlijsten van de Boerenpartij dat die erg populair was onder voormalige NSB’ers …

Tot het midden van de jaren 1990 bleef in Nederland de parlementair-politieke invloed van de domheids-emancipatie beperkt. Hans Janmaat, voormalig CDA’er, drong met zijn Centrumpartij, later Centrumdemocraten, weliswaar door tot de Tweede Kamer, maar hij en zijn respectieve partijen bleven randverschijnselen.

De nationale politieke doorbraak kwam met de LPF, de Lijst Pim Fortuyn, kort voor de verkiezingen van 2002 door Pim Fortuyn opgericht, na zijn breuk met Leefbaar Nederland.

De moord op Fortuyn, toch 26 zetels voor de LPF, deelname van de LPF aan een coalitie met CDA en VVD, een kabinet dat na drie maanden implodeerde ten gevolge geruzie binnen de LPF, de politieke geschiedenis van deze emancipatiebeweging is allesbehalve saai.

Uit het niets 26 zetels? Wie politieke ambities koesterde wist nu waar electorale velden braak lagen, met welke mest die vruchtbaar gemaakt konden worden en ook hoe te voorkomen was dat de grond al na één oogst uitgeput zou zijn.

We zijn nu een kwart eeuw verder. Inmiddels is Nederland – maar hetzelfde verhaal kan verteld worden voor andere westerse democratieën, de VS voorop – al flink gevorderd met het transitieproces van democratie naar morocratie. En nu de belangrijkste parlementaire, politiek-morocratische representant ook de grootste deelnemer aan een rechts-populistisch coalitiekabinet is, wordt de werkelijkheid van morocratie waarneembaar.

Morocratische ideologie en morocratische werkelijkheid

Met morocratie wordt zowel een politieke realiteit bedoeld als een politieke ideologie, maar bij dat laatste moet goed worden beseft dat het, net als bij fascisme, om een geheel gaat van ideeën, gevoelens en attitudes die nogal eens gebrek aan logische samenhang vertonen en zelfs onderling tegenstrijdig kunnen zijn.

De morocraat koestert sterke, rancuneuze gevoelens jegens links en jegens ‘de intellectuele elite’, voor de morocraat overigens aanduidingen voor dezelfde groep (zie boven). De morocratische rancune bepaalt het concrete politieke programma van de morocraat: de morocraat wil precies dat, waarvan hij denkt en hoopt dat het de intellectuele elite de dampen aandoet. Wil die de maximumsnelheid beperken tot 100 kilometer per uur? Dan verlangt de morocraat 140 kilometer per uur. Pleit die voor een laag btw-tarief op boeken? Dan eist de morocraat daar juist het hoogste BTW-tarief voor. Wil die kolencentrales sluiten en meer windmolens neerzetten? Dan wil de morocraat kolencentrales bouwen en stoppen met de aanleg van windmolenparken. Wil die de publieke omroep in stand houden? Dan wil de morocraat per direct de overheidsfinanciering daarvan tot nul reduceren. Deze lijst kan moeiteloos worden aangevuld, maar dat ook doen kan iedere lezer zelf.

De morocraat is, met een lelijk woord, anti-internationalistisch, anti-EU en anti-ontwikkelingssamenwerking. Deels omdat D66 en de PvdA (PvdA-GL), partijen die in het brandpunt van morocratische rancune staan, juist heel sterk gericht waren en zijn op internationale en supranationale samenwerking, deels uit angst dat anderen, elders op de wereld, zouden kunnen profiteren van ‘onze’ eigen inspanningen. Bovendien meent de morocraat – niet geheel ten onrechte – dat hoogopgeleiden verhoudingsgewijs het meest profiteren van internationale samenwerking. De gelijkheid van profijt voor niemand is de morocraat liever dan de ongelijkheid van meer voor een ander dan voor hemzelf.

De morocraat is tegen immigratie en immigranten, omdat ‘Nederland van en voor de Nederlanders behoort te zijn’, wat dat ook moge betekenen. Zijn houding met betrekking tot immigranten is primitief nativistisch: “wij waren hier het eerst en daarom hebben wij de oudste en dus sterkste rechten”. Die houding kunnen we ons allemaal herinneren van de tijd dat we als kind in de speeltuin alle schommels bezet vonden. Primitief nativisme wordt agressiever beleden naarmate het negeren van dat recht waarneembare consequenties heeft, zoals op de krappe markt voor sociale huurwoningen.

De morocraat kent voor alle grote, complexe maatschappelijke problemen eenvoudige, heldere oplossingen. Hij weet ook waarom niet voor die oplossingen wordt gekozen: de doctorandussen-elite ontleent haar dik betaalde banen aan die problemen, heeft er dus baat bij ze te laten voortbestaan en stelt ze daarom voor als veel ingewikkelder dan ze zijn.

De morocraat ervaart parlementaire politiek als ‘eindeloos lullen en niks doen’ en eist daarom daadkracht: ‘niet lullen, maar doen’. Hij bewondert daadkrachtige leiders. Politieke leiders, die lak hebben aan procedures en democratische mores en als bully opereren, kunnen op zijn steun en sympathie rekenen. Goed leiderschap is autocratisch leiderschap, zo laat zich de houding van de morocraat samenvatten.

De morocraat is geneigd tot complotdenken. Er moet immers een ‘zij’ zijn die, achter de schermen en dus onzichtbaar, te eigen bate de wereld manipuleert. Zie wat de aanhangers van bijvoorbeeld de vaccinatiecomplotten, of het complot achter 9/11, aan feitenmateriaal hebben verzameld en aan interpretaties daarvan geproduceerd die als complotbewijs worden gepresenteerd en stel vast dat morocraten wel degelijk goed kunnen denken.

Maar nogmaals, nadenken is wat anders. Nadenken betekent in dit geval de eigen fundamentele aannames in twijfel trekken en kritisch onderzoeken. De complotdenker zoekt echter uitsluitend – met veel vernuft en diepgravend! – naar informatie die zijn aannames stutten. Sociale media en zoekmachines zijn daarbij belangrijke en in feite manipulatieve hulpmiddelen, omdat zij de complotdenkers die informatie verstrekken die hun waanideeën bevestigen.

De meeste complottheorieën vallen in scherven uiteen als er de voorwaarden-test op wordt losgelaten, dat wil zeggen: nagaan aan welke voorwaarden moet worden voldaan, wil de theorie plausibel kunnen zijn en vervolgens nagaan waar dat niet het geval is. Als aan één of meerdere niet voldoende voldaan wordt, valt niet te ontsnappen aan de conclusie dat het de theorie ontbreekt aan plausibiliteit.

De complottheorie dat ’het systeem’ massa-vaccinatie gebruikt om ’het volk’ te kunnen manipuleren heeft een voorganger in de vorm van het fluorideringscomplot. Fluoridering van het drinkwater, toegepast ten behoeve van gebitsbescherming, werd volgens een wijdverspreide complottheorie gedaan om de bevolking ontvankelijk te maken voor manipulatie. Zie ook Stanley Kubricks film Dr. Strangelove. In de Angelsaksische wereld wordt nog steeds gefluorideerd. Na meer dan zestig jaar fluoridering moeten Britten, Amerikanen, Canadezen en wellicht ook Australiërs en Nieuw-Zeelanders allemaal willoos aan de hand van de complotteurs lopen, zou je zeggen. Merkwaardig dus, dat een substantieel deel daarvan vaccinatie weigert. Hebben die allemaal hun leven lang het binnenkrijgen van kraanwater weten te vermijden?

In het algemeen zijn negatieve gevoelens sterke drijfveren: nee mobiliseert meer mensen dan ja, weten opiniepeilers en campagne-ontwerpers al heel lang. Rancune is onder de negatieve gevoelens een hele sterke. Politieke bewegingen en partijen die resoneren met rancune hebben electoraal succes en hebben dat des te meer naarmate rancune wijder verspreid is. Hier geldt bovendien de regel dat succes dankzij mimese succes genereert.

De Brexit-campagne kreeg vleugels toen Dominic Cummings de leuze Taking Back Control lanceerde. Daarmee appelleerde hij aan – misschien is het beter te zeggen: schiep hij – bij veel Britten gevoelens van rancune, ingegeven door het idee dat hun iets was afgepakt. Als je Britten anno nu vraagt hoe het voelt to be in control again, lachen ze als een boer met kiespijn.

Politieke analisten leken er tot voor kort van overtuigd dat rechts-nationalistische, populistische rancunepartijen aan eigen succes ten onder plegen te gaan. Als magneten trekken ze immers lieden met te grote broeken en te grote bekken aan, die al snel verwikkeld raken in onderlinge conflicten en de partij of partijfractie als rijstpapier in stukken scheuren.

Maar krachtige, autocratische leiders en een organisatie zonder inbreng van leden, of zelfs zonder leden, kunnen dat voorkomen, zo bewijst Geert Wilders.

Deelname aan een kabinet, zoals nu het geval is in Nederland, lijkt op pijnlijke wijze duidelijk te maken dat domheid en bestuurlijke vaardigheid elkaar uitsluiten. Zal het electoraat de rekening van dat bestuurlijk onvermogen presenteren bij de eerstvolgende verkiezingen?

Daar wijst vooralsnog niets op. Wat misgaat, gaat mis door tegenwerking en sabotage van degenen jegens wie zij hun rancune koesteren, aldus de met het morocratische virus besmette kiezer. Die is niet bereid zijn wereldbeeld vatbaar te maken voor twijfel. En die kiezer interpreteert de, ten gevolge van bestuurlijke wanorde toenemende chaos louter als argument voor een sterk, autocratisch bewind. Dat is geen inzicht van mij, maar van een man die al jaren ideologisch en organisatorisch werkt aan het vestigen van zo’n autocratie: Trumpfluisteraar Steve Bannon.

Transitie naar morocratie

De transitie van democratie naar morocratie is nog niet voltooid. Of het point of no return al is gepasseerd, weet ik niet. Denk niet dat voor slagen van deze transitie het staatsbestel moet worden hervormd, wat grondwetswijzigingen vereist waarvan de voorwaarden als vrijwel onneembare barrières zouden kunnen functioneren. Parlementair-democratische mores en dito procedures blijken immers gewoon genegeerd te kunnen worden: zij zijn voor de morocraat niet meer dan papieren tijgers.

Loopt het Amerika van Trump voorop? Trump is een morocratisch ideaaltype in die zin dat hij alle, hierboven opgesomde kenmerken van de morocraat vertoont en in hoge mate bovendien. Zijn mimiek komt zo sterk overeen met wat we kennen van filmbeelden van Mussolini, dat het welhaast zeker is dat hij die bestudeerd heeft en kopieert. Wat dat betreft is Trump (Trumpolini, aldus een aardige grap) kennelijk niet vies van fascisme. Dit terzijde.

De Cultural War van Amerikaans rechts – een paranoïde rechts dat in elk opzicht morocratisch is – tegen een linkse elite en de veronderstelde greep daarvan op de massamedia – woedt al decennia, maar dat rechts durft nu victorie te kraaien: de grote social media platforms verwijderen hun filters en hun factcheckers en grote, morocratische nieuwsmedia worden bevoordeeld en domineren het medialandschap, terwijl Trump zijn kabinetsposten bemenst met hun radicaalrechtse, morocratische tv-commentatoren en dito social media influencers.

Zover zijn we in Nederland nog niet. Hoewel? Wat deed PVV-minister Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) ook alweer voor ze minister werd?

Hans van der Heijde

‘Van democratie naar morocratie’ wordt opgenomen in de bundel Winterboek, die in juni 2025 zal verschijnen bij Uitgeverij Perio.