Recensie: Emmanuel Bove – Mijn vrienden / Armand
En maar hopen
Meneer Bâton in Mijn vrienden, het debuut uit 1924 van Emmanuel Bove, is een arme sloeber, een vergeten, verwonde veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, een eenling, die maar geen aansluiting vindt bij andere mensen, maar daar wel intens naar verlangt. Hij duikt ook op in het korte verhaal Een andere vriend, dat nu, samen met de vertelling Armand is opgenomen in de groeiende reeks fraaie uitgaven van uitgeverij Tzara. Victor Bâton begrijpt het niet waarom niemand hem ziet staan, hij vindt zichzelf namelijk juist heel wijs en edelmoedig.
Dat Bâton arm is valt niet te ontkennen. Mijn vrienden begint met een uitgebreide indruk van zijn armzalige bestaan. Daarna zien we de schooier door Parijs lopen, almaar hopend op een gesprekje, dat kan uitmonden in ware vriendschap. Hij droomt over vrouwen, maar weet diep van binnen dat een relatie wel nooit iets zal worden. Zelfs tamelijk oppervlakkige contacten vindt hij moeilijk, aangezien hij zich in zulke gevallen verschrikkelijk realiseert dat hij niets fout mag doen. Tijdens zijn krampachtige pogingen overtuigt hij zichzelf steeds opnieuw van zijn minderwaardigheid. Daar tegenover zet hij echter gedachten, die soms potsierlijk aandoen. Zoals die over de vermeende eigen edelmoedigheid en wijsheid:
Ik antwoordde niet: zwijgen maakt me interessant.
Emmanuel Bove is een writers writer, ontdekt door Colette, en in staat Rilke, Gide en Beckett te intrigeren. Peter Handke vertaalde zelfs Mijn vrienden en Armand, overtuigd van de grote kwaliteit. En sindsdien begint Boves naam gestadig meer te betekenen. Veel van zijn titels zijn inmiddels vertaald en de wereld over gegaan. Van Mijn vrienden bestaan in het Nederlands al meerdere edities. Bij Vleugels verscheen vier jaar geleden nog een vertaling door Katelijne De Vuyst. Voor Tzara maakte Wim Ver Elst die. Daarnaast schreef hij een informatief nawoord over onder andere de autobiografische aspecten in Boves werk.
Bij leven stelde Bove zijn werk voor als een nieuw literair genre, dat de eenzaamheid een tastbaarder vorm moest geven. En over eenzaamheid gaat het absoluut, met de desillusies die zich opstapelen als Bâton uiteenlopende figuren ontmoet als de kroeghoudster Lucie Dunois, passant Henri Billard, de levensmoede schipper Neveu, industrieel Jean-Pierre Lacaze en de actrice Blanche de Myrtha. Steeds is er de opflakkering van hoop op meer dan een kort samenzijn, maar altijd is er weer de nederlaag.
Ook in Een andere vriend voelt de kleinzielige en argwanende, maar ook vasthoudende Victor Bâton zich onbegrepen en verloren. Met als constante Boves tragikomische benadering van trefzekere, korte formuleringen, die de personages en het milieu waarin ze leven snel een gezicht geven en daarnaast een eigen poëzie hebben. Bâton is steeds de centrale figuur, die aan permanente destructieve zelfreflectie doet en het niet kan nalaten zich in te beelden wat anderen van hem zullen denken, een beetje Kees de jongen-achtig.
Ik deed alsof ik opging in mijn bezigheid, maar kon alleen maar denken aan de man die me observeerde. Hij moet hebben gedacht: Wat kom je toch merkwaardige mensen tegen. Die arme, ongelukkige stakker daar deelt het beetje dat hij heeft met de vogels. Wat een groot hart moet die man hebben. Zoiets heb ik een arme drommel nog nooit zien doen.
Heel sympathiek wordt hij met zijn zelfmedelijdende kijk en serviele gedrag niet echt. De in Een andere vriend opduikende welstandige heer Boudier-Martel, een deugmens avant la lettre, die zich prettig voelt door sloebers een beetje aandacht te geven, verdwijnt bijvoorbeeld al weer snel uit Bâtons leven als hij jaloers is op een andere eenzame ziel die Boudiers medeleven wekte. De overeenkomsten met Armand uit het ook in deze bundel opgenomen gelijknamige verhaal zijn groot. Armand moet het eveneens hebben van een weldoener. Een weldoenster in dit geval, de oudere Jeanne. Maar ook hier is het noodlot niet ver weg.
In Boves werk is veelal een geheel aan zijn lot overgelaten teruggekeerde veteraan de protagonist. In Vrouwelijk karakter, in 2019 bij De Arbeiderspers verschenen in de Nederlandse vertaling van Mirjam de Veth, is het niet Victor Bâton, maar Jacques Leshardouin, die handenwringend door de wereld gaat en onmachtig is te zeggen wat hij op zijn hart heeft, zelfs naar de vrouw die hij liefheeft. Als een late echo van de negentiende eeuw.
André Keikes
Emmanuel Bove – Mijn vrienden / Armand. Vertaald door Wim Ver Elst. Tzara, Antwerpen. 256 blz. € 29,99.