Savitzkaja vertaald

Eugène Savitzkaya (Luik, 1955) is een Belgische, Franstalige dichter-schrijver die in Frankrijk al decennialang als een belangrijke avant-gardist geldt. De gerenommeerde uitgeverij Minuit brengt zijn werk uit. In Nederland is hij echter vrijwel onbekend, ook al omdat nauwelijks iets van zijn – zeer lastig te vertalen – werk in vertaling beschikbaar is. Maar nu heeft Uitgeverij Vleugels Savitzkaya’s Gek van Parijs (Fou de Paris) uitgebracht, een tekst uit 2023, vertaald door Eva Wissenburg. Uit de neutrale aanduiding ‘tekst’ kan geconcludeerd worden dat ik woorden als ‘roman’, ‘verhaal’, of ‘gedicht’ niet durf te gebruiken. Gek van Parijs bestaat uit negenenveertig prozateksten met enige onderlinge, verhalende verbanden en vaak met zodanige poëtische kenmerken dat je van prozagedichten kunt spreken. Savitzkaya maakt het verhalende verband pas expliciet duidelijk op pagina 49, bijna halverwege de tekst dus, waar hij schrijft:

Geachte lezer, geachte lezeres, men noemt mij Hégésippe Moreau. Ik ben niet Moors, maar wel zwart van haar en mijn mooie morel, de jonge vrouw uit Provins, is niet meer, een vreselijke ziekte heeft haar aan het leven ontrukt en al wat mij rest is haar sjaal, die me warm houdt in de koude nachten in de kamer die ik enkel huur voor als ik als schaduwschrijver voor een habbekrats voor een drukker aan de rue Monge werk.

Warm gehouden slechts door die sjaal beweegt de door verdriet beheerste Hégésippe zich naar en door een Parijs dat in de greep is van de covid-lockdown, varend op een spits door een kanaal dat de Maas met de Seine verbindt, een kanaal waarin een enorme meerval huist, of lopend door straten, of langs het water, of soms ergens binnen, zoals in een sweatshop waar mondkapjes worden genaaid. Savitzkaya rijgt beelden zodanig aaneen, dat je soms het gevoel krijgt naar lange, onafgebroken takes van een film te kijken. Betoverd door taal word je meegevoerd:

Vannacht, in het holst van de nacht, is hier aanwezig, als een pissebed in de kieren van de tijd, als de kwistgrage mol die weet waar de grond van is gemaakt en heel fijn zwavelkleurig zand, uranium en botjes onze weiden op werkt, hier tussen de voorbijgaande sterren, hier aanwezig, en zwak, is een ongelovige, die verliefd is op de voorbijgaande vrouwen, een heiden, die tegen de voorbijgaande mannen allerhartelijkst doet.

In een artikeltje uit 2012 in Terras, tijdschrift voor internationale literatuur, schreef Rokus Hofstede dat Savitzkaya in zijn werk op eigenzinnige wijze invulling geeft aan het leidmotief van de surrealisten, namelijk het willen omhelzen van de wonderen der alledaagsheid. Maar Savitzkaya is geen orthodoxe surrealist: anders dan de meeste surrealisten zoekt en vindt hij die wonderen niet zozeer door te psychologiseren, of door te putten uit het onderbewuste, maar door de wereld om hem heen te observeren. De nauwgezetheid waarmee hij dat doet en de rijke woordenschat waaruit hij kan putten om zijn waarnemingen in taal om te zetten, leiden tot proza, of prozagedichten, waarin ontbinding, metamorfose en verbinding onderliggende thema’s vormen.

Savitzkaya’s werk is, zoals gezegd, voor vertalers uiterst lastig. Voor zover ik dat kan beoordelen heeft Eva Wissenburg een uitstekende vertaling afgeleverd.

Hans van der Heijde

Eugène Savitzkaya- Gek van Parijs. Vertaling Eva Wissenburg. Vleugels, Bleiswijk. 112 blz. € 24,50.

Te koop bij de betere boekhandel of direct bij de uitgever.