Recensie: Gerwin van der Werf – De krater
De wond in de aarde
Voor het eerste sinds decennia is het CPNB afgelopen najaar op zoek gegaan naar een geschikte kandidaat voor het Boekenweekgeschenk via een schrijfwedstrijd. Wie levert een passende novelle voor de negentigste verjaardag van de Boekenweek? Boven verwachting werden maar liefst honderdnegenenveertig novelles ingestuurd. Eentje, heel origineel, een singeltje, viel gelijk af, voldeed niet aan de verwachting. Uit tweeëntwintig kandidaten werden zeven potentiële verhalen geselecteerd.
De sterk gemêleerde negenkoppige jury, inclusief zoals dat heet, koos uiteindelijk bijna unaniem voor De krater van muziekleraar, columnist in de Trouw en schrijver Gerwin van der Werf. Proficiat. Het is hem gegund. In elke geval geen ‘ons-kent-ons’ schrijver.
Desgevraagd bij de onthulling bevestigde Eveline Aendekerk, directeur van de CPNB, dat de jury geen strobreed in de weg was gelegd, dat alleen de kwaliteit doorslaggevend mocht zijn. Evengoed was zij heel erg verheugd met het feit dat De krater vooral ook jonge mensen aan kon spreken. Ook juryvoorzitter Rik van de Westelaken was daar tijdens de podiumpresentatie uiterst mee in zijn nopjes.
De krater is im Grunde een Autobahn trip in Duitsland. Eden, de zestienjarige narrator, maakt zich zorgen over haar/zijn/hen twee jaar jongere depressieve broertje Benjamin, kortweg Benji, die wel iets weg heeft van een savant. Eden, ‘als je van de trap valt ben je snel beneden’, probeert haar oudste broer, de stoere garagegast Johnny – ja, hoe kan hij anders heten – te bewegen om naar een miljoenen jaren oude krater in het Duitse Steinheim te rijden. Hij is namelijk de enige met rijbewijs en een verrotte oude rode Golf.
Eden tekent het verhaal achteraf op, begint als een ware schrijver, in medias res. De toon is in de eerste zin gelijk gezet. Zij heeft de lastige Johnny al gepolst over het eendaagse reisje. Hij vraagt hoe het stinkgat heet waarheen ze wil. Het blijkt Steinheim te heten. ‘Klinkt kut’ is zijn antwoord. Om dat een paar regels verder nog even te versterken: ’totaal kut’. ‘Godverdekut’ is zijn lievelingsscheldwoord. Het thema van de Boekenweek is dit jaar de moerstaal. Als woorden vertrouwd en echt voelen, als personages praten zoals jij: dan is taal je moerstaal. Nou, bij dat thema past De krater, passen de personages uitstekend. Als muziekleraar op een middelbare school weet Van der Werf precies wat er speelt, dat weet hij handig, bekwaam in te zetten. Net zoals Johnny op een bepaald moment de reis ‘ownde’.
De zomervakantie is in De krater nog niet begonnen, maar Eden hoefde alleen nog maar het rapport op te halen en naar een stompzinnig klassenuitje te gaan. ‘School skippen zonder gevolgen, yes!’ Ze pikt wat geld van haar moeder, die heeft immers toch al duizenden uitgegeven aan therapieën voor Benji. Benji die ervan overtuigd is dat er een enorme meteoriet op de aarde zal vallen en dat de mens dan uit zal sterven. (Op zich geen slechte zaak.) Met het ‘geheime tripje’, met de vlucht, denkt Eden hem misschien weer op het goede spoor te kunnen krijgen. Ze is bang dat hij er een keer zelf een einde aan maakt. ‘Ja, ik ben bang voor Benji, voor de krater die hij kan slaan.’
De schrijftechnieken die Van der Werf gebruikt zijn overtuigend. Door het gebruik van telling details, van vooruit- en terugblikken blijft de vaart er goed in. Eden spreekt de lezer af en toe aan. Haar toon is volstrekt geloofwaardig, al is ze af en toe wel wat vroegwijs, maar zo zijn adolescenten nu eenmaal soms. Ze haalt er soms Nietzsche bij, weet zichzelf en haar omgeving af en toe ook goed te analyseren.
Moeder zou ongerust zijn, maar haar ongerustheid heeft iets vrijblijvends, ik heb hierover nagedacht, het is te goed geacteerd, het is het vormpje waar ze haar eigenbelang in giet, het doet me niets, het doet niemand iets, ik heb gewoon het idee dat het haar niet echt raakt, al zouden we voorgoed verdwijnen.
Johnny ‘verzamelt’ verkeersborden, heeft daartoe altijd een moersleutel bij zich. Een hobby die het trio op z’n Duits in de problemen brengt, maar de dienders zijn in De krater niet de schlimmsten. Langzaam zie je hoe tijdens dit tripje het ‘wij-gevoel’ verdampt.
Het spreekt ook voor Van der Werf dat hij echte fictie schrijft, laten we zeggen maar voor tien procent autofictie hanteert. Het is daardoor echt een verhaal, eerder dan een verhandeling over de taal, over de schrijver. Ja, er valt wat voor te zeggen dat het allemaal wat subtieler kan, maar Van der Werf weet af en toe, goed gedoseerd, toch een metafoor, of een mooi beeld toe te voegen. Eden die, in het kader van de fascinatie voor de kosmos van Benji, Johnny en zichzelf als manen ziet die cirkelen om hun broertje. ‘De oorzaak van dat cirkelen: zijn zwaartekracht’. Om vervolgens gelijk de lezer weer terug te brengen in de werkelijkheid met het flikkerende lampje van de benzinemeter.
Grappig is ook hoe Van der Werf via Eden schrijftechnische veiligheidskleppen inbouwt. Zij herhaalt een paar keer dat ze het achteraf opschrijft en ook dat een bepaalde ‘buitenaardse’ ervaring van het trio, van Eden eigenlijk, vooraf wordt gegaan door: ‘vanaf hier wordt het ongeloofwaardig, maar daar kan ik niks aan doen, ik vertel alles precies zoals het gebeurd is.’ Eigenlijk is de hele roadtrip een start van een volwassenwording van Eden, zijn Johnny en Benji eerder haar manen.
Guus Bauer
Gerwin van der Werf – De krater. CPNB, Boekenweekgeschenk 2025. Van 12 tot en met 23 maart ontvang je het Boekenweekgeschenk bij de aankoop van boeken ter waarde van € 15,-.