Recensie: Hilde Sennema – Met opgestroopte mouwen. Een geschiedenis van Rotterdam
Een meeslepende geschiedenis van Rotterdam
Amsterdam mag dan zijn gebouwd op palen, Rotterdam is niet alleen ‘gehakt uit marmer / kant’lend in het tegenlicht’ (Deelder), maar ook, misschien vooral, gebouwd op verhalen, die soms op waarheid berusten, soms een verdraaiing daarvan zijn en in enkele gevallen ronduit onwaar. Dat in herenmodezaken de overhemden worden verkocht met opgestroopte mouwen, is een moderne mythe die verwijst naar het handen-uit-de-mouwen-ethos van de wederopbouw na de rampzalige verwoesting door het bombardement van 14 mei 1940.
Met opgestroopte mouwen is de titel van een studie naar het Rotterdamse zelfbeeld door historicus Hilde Sennema. Een geschiedenis van Rotterdam luidt de ondertitel, waarmee maar gezegd wil zijn dat er meerdere geschiedenissen van de stad bestaan die alle een bepaald doel dienen. Het opgestroopte-mouwen-verhaal laat ‘weinig ruimte voor verdriet over de kapotte stad en weggevoerde stadsgenoten en de keerzijden van haven en industrie’, het laat de Rotterdammers die hun stad weer opbouwden ook nog eens opgaan in een anonieme massa die deed wat gedaan moest worden onder het motto ‘niet lullen maar poetsen’.
Het is waar, zo horen Rotterdammers het graag. Mopperen kunnen ze, maar als ergens weer een nieuwe toren is verrezen, maken ze maar wat graag het grapje: ‘hé, die stond er gisteren nog niet’.
Rotterdam is een stad van daadkracht. Op schuttingen bij bouwputten staan teksten als: ‘Hoor, hier bonkt het nieuwe hart van Rotterdam’. Let op: die tekst stamt niet uit de tweede helft van de jaren veertig, ook niet uit de jaren vijftig – toen De Bijenkorf de stad het beeld Verwoeste stad van Zadkine schonk, door Rotterdammers liefkozend Jan Zonder Hart genoemd –, nee, pas in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw gebruikte de gemeente die woorden om te laten zien ‘dat een stad aantrekkelijk kan zijn ondanks alle werkzaamheden’.
De Rotterdamse daadkracht heeft er inmiddels toe geleid dat tal van wederopbouwarchitectuur heeft moeten wijken voor het ‘posthistorisch vergezicht’ dat Jules Deelder schetst in zijn gedicht ‘Stadsgezicht’, waaruit ik hierboven citeerde. Ook gebouwen die het bombardement overleefden, zijn in Rotterdam niet veilig. De ‘oude’ Bijenkorf van Dudok (uit 1930) werd in 1960 gesloopt omdat het in de weg stond voor de nieuw aan te leggen verkeersader Westblaak, door het dak van het Postkantoor aan de Coolsingel (gebouwd tussen 1915 en 1922) steekt nu een nieuwe woontoren die op het ernaast gelegen stadhuis neerkijkt.
In haar boek onderzoekt Hilde Sennema waar die veronderstelde Rotterdamse wilskracht/daadkracht vandaan komt. Natuurlijk is de ontwikkeling van de haven daarbij van cruciaal belang. In de negentiende eeuw moesten alle veelal van ‘de eilanden’ gemigreerde havenarbeiders en hun gezinnen onderdak vinden. In de benauwde binnenstad was nergens plek, dus werd de stad uitgelegd naar het westen. In lange, smalle straten werden woonblokken opgetrokken, ver van de in weelderig groen gesitueerde villa’s van de havenbaronnen.
Bedelaars zag je niet in Rotterdam, omdat, zo legde jurist en regent H.A. van Berckel in 1863 uit, ‘onder die nijvere bevolking [geen plaats is] voor de luiaard, die niet werken wil.’ Een opvolger van de gemeentelijke slogan over het bonkende nieuwe hart luidt: ‘Te veel. Te doen.’ Er zijn altijd handen nodig in de stad die van een vissersdorp schoksgewijs uitgroeide tot de wereldhaven die Rotterdam nu is.
Dat schoksgewijze groeien, toont Hilde Sennema aan, werd in de negentiende eeuw veroorzaakt door hygiënische problemen en daaruit voortkomende ziekten. De eerste epidemische uitbraak van cholera eiste rond 1830 bijna tweeduizend levens. ‘Hoed u voor te veel bier, wijn en geestrijke dranken, welker misbruik evenzeer door cholera gevolgd kan worden’, waarschuwde een krant. Sennema:
Bier en wijn waren niet per se het probleem – zelfs nog in de negentiende eeuw waren die dranken vermoedelijk gezonder dan het drinkwater – maar spiritualiën, jenever in het bijzonder, waren het begin van een vicieuze cirkel van armoede.
Maar armoede zelf was niet de aanstichter van heersende ziekten. Wie arm was, kon zich er minder goed tegen wapenen en het drinkwater in de stad was sterk verontreinigd, zoals stadsarchitect W.N. Rose in 1840 vaststelde. Hij kwam met het Waterproject dat de doorstroming van het water regelde, onder meer door de aanleg van singels. Maar in 1848, 1849 en 1866 stierven nog eens duizenden mensen door cholera-epidemieën. Pas in 1883 kwam er een duurzaam plan voor het aanleggen van riolering en een moderne drinkwatervoorziening in Rotterdam.
Daadkracht was toen kennelijk nog niet ruim voorradig in Rotterdam.
Overigens eiste ook de moderne tijd slachtoffers. In 1856 verloren vier passagiers van de trein uit Den Haag het leven bij een botsing.
Hilde Sennema vertelt heerlijk en met oog voor detail. Zij laat overtuigend zien dat de stad tot nog toe elke crisis te boven is gekomen, inderdaad door wils- en daadkracht, van een visionaire enkeling of van een anonieme massa. Zo is Rotterdam de stad met vele gezichten geworden, zoals burgemeester Opstelten opmerkte toen Rotterdam Culturele Hoofdstad van Europa was, in 2001: ‘Rijk en arm, vrolijk en somber, vol ambities en toch te langzaam, veilig en toch gevreesd, mooi en lelijk.’ Ook zei hij: ‘Ze is zo gewoon als maar zijn kan en tegelijkertijd avontuurlijk als geen andere stad.’
Jules Deelder vatte het zo samen (in ‘Rotown magic’): ’Rotterdam is niet te filmen / Rotterdam is véél te echt’. Dat ‘een geschiedenis’ van Rotterdam óók lekker kan weglezen, als was het een roman, is de verdienste van Hilde Sennema, die met haar Met opgestroopte mouwen een mooi monumentje neerzet voor de stad waarvan zij sinds 2009 inwoonster is.
Frank van Dijl
Hilde Sennema – Met opgestroopte mouwen. Een geschiedenis van Rotterdam. Alfabet Uitgevers, € 24,99.
Een jeugd onder petrochemische luchten is de goudmijn van het reageren. Een pauperstad met wat onmenselijke architectuur. Uit de voorstad ben ik zo snel mogelijk gevlucht naar de kust, ver weg van die treurigheid.