Er was eens… een beer

Het leven van Sam Arthur is een eindeloze cirkel van werk en zorg. Veertien rondjes per dag vaart ze als serveerster op de veerboot langs de eilanden in de Amerikaanse Pacific Northwest. Met haar oudere zus Elena had ze een sprookjesachtige jeugd in de natuur op San Juan Island. Tot hun moeder ernstig ziek werd door de dampen van oplosmiddelen in de nagelstudio waar ze werkte. Sams klasgenoten pronken met de mooie nagels van ‘Treasures’, maar zeggen ‘wat erg’ als ze horen dat haar moeder daar werkt. Want Sam en haar zus Elena zijn arm. Doodarm in een omgeving waar rijke toeristen ‘met hun door de orthodontist rechtgetrokken grijns’ vakantie komen vieren. Elena werkt op een golfbaan en Sam verdient wat extra’s door online enquêtes te doen, maar dat is niet genoeg om het huis te onderhouden en de hoge doktersrekeningen van hun moeder te betalen: ‘Net als Assepoester, die linzen uit de as moet halen, was Sam onzichtbaar en deed ze onbetekenend werk, maar geen prins zou haar ooit komen wegplukken.’ Terwijl Sam wacht tot haar leven verandert, verzint ze een kleurrijke Disney-toekomst voor Elena en zichzelf. De grond waar hun huis op staat, is namelijk veel waard. Als hun moeder overlijdt, kunnen ze die grond verkopen. Dan zijn ze vrij om San Juan te verlaten en hun eigen leven vorm te geven.

De betoverde prins in dit verhaal blijkt een beer te zijn: een enorme bruine beer die is overgezwommen en rond hun huis scharrelt. Elena is direct in de ban van het dier. Ze ziet de beer op de wandelingen naar haar werk en ‘praatte over het gebeuren als iemand bij wie er een engel voor haar neus was geland, iemand die was toegesproken door een brandend braambos’. De beer brengt energie in haar saaie bestaan. Het levensgevaarlijke dier roept herinneringen op aan de tijd waarin een boze stiefvader het gezin terroriseerde. Sam is doodsbang, maar Elena vindt de beer juist het beste wat hen ooit is overkomen. Het is een ‘geschenk’ dat ze hem mag zien. Daarom lokt ze de beer naar zich toe, door als Klein Duimpje broodkruimels voor hem te strooien. Terwijl Sam, in een uiterste poging om haar zus te redden, buitenstaanders inschakelt, ontvouwt zich een drama.

Beer is een grimmig en spannend sprookje geworden. Julia Phillips heeft in deze roman armoede en klassenverschillen een gezicht gegeven met sprekende details. Bijvoorbeeld in de aangrijpende scène waarin Sam met een collega anti-berenspray wil kopen, die te duur blijkt te zijn. ‘Het ging niet om het geld; het ging om hem en om haar en om waar ze vandaan kwamen, en om de hele wereld en hoe verknipt en bedreigend en volslagen oneerlijk die was, die van Sam eiste dat ze voor zichzelf opkwam, maar die haar nooit iets gaf wat ze daarvoor nodig had.’ Het enige dat Sam wél heeft, is haar verbeeldingskracht. Ze heeft het vermogen om zich dingen beter voor te stellen dan ze ooit zouden zijn. Maar ook die toverstaf werkt niet, als ze ontdekt dat Elena haar beeld van de twee-eenheid tussen ‘Sneeuwwitje en Rozerood’ niet deelt. De echte tragedie in dit knappe boek is niet de beer, maar het wederzijdse onbegrip tussen de zussen. Sam verdwaalt hopeloos in een duister bos, maar nu alleen…

Petra Teunissen

Julia Phillips – Beer. Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen. Meulenhoff Boekerij, Amsterdam. 256 blz. € 22,99.