Recensie: Kees ’t Hart – De Rode Olifant
Het warenhuisgevoel
De ik-figuur en verteller van Kees ’t Harts nieuwe roman, De Rode Olifant, is een consultant, gespecialiseerd in inrichtingsconcepten voor warenhuizen en shopping malls. En een enorme ouwehoer. Zegt ’t Hart zelf, in een interview, afgedrukt in Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant van vrijdag 13 maart jl. De Rode Olifant is een prachtig Haags Art Deco gebouw uit 1924, dat ooit een grote oliemaatschappij diende als kantoor, maar waarvan de prachtig gedecoreerde ruimtes tegenwoordig worden verhuurd aan startups, consultancybureaus en managementadviseurs.
De ik-figuur vertelt op de eerste bladzij dat hij moet beginnen met de ontvangst van een uitnodiging voor een onderhoud in De Rode Olifant. Hij maakt al snel duidelijk dat zijn verhaal achtergronden en verklaringen moet bieden voor een daad, waarover justitie zich zal buigen. Wat hij schrijft is niet bestemd voor de openbaarheid, laat staan dat het op een roman mag gaan lijken. Flauw, zo’n grap? Ja. Maar enkele tientallen pagina’s later maakt ’t Hart ’m in een iets andere vorm nog eens en hij blijft dat in verschillende varianten doen in wat volgt. Wat eerst flauw was en daarna melig flauw, wordt uiteindelijk een grap waar je hard om moet lachen.
Als je zover bent, ken je al vele ins en outs van het warenhuisbedrijf, waarin elk inrichtingsdetail doordacht hoort te zijn: gevelaanzicht, looplijnen en zichtlijnen in het interieur, ontwerp en afmetingen van toonbanken en van displays, plaatsing van gelegenheidskoopjes, wijze van tegemoet treden van het publiek door het verkooppersoneel, noem maar op. De verteller wordt het niet moe te pogen de lezer in te wijden in wat niets minder is dan de wetenschap van de warenhuis-retailbusiness. Hij refereert aan vele titels van standaardwerken op dat terrein, overigens zelden zonder daarbij ook van zijn bewondering blijk te geven voor Emile Zola’s warenhuisroman Au bonheur des Dames, uit 1883.
Alsof hij kritiek voor wil zijn dat het uiteindelijk toch alleen maar gaat om de platte werkelijkheid van het geld uit zakken praten, probeert de verteller zijn lezers ervan te overtuigen dat het fenomeen warenhuis geïnterpreteerd moet worden tegen de achtergrond van de potlatch-cultuur, met zijn evenementen van het zoveel mogelijk weggeven.
Intussen leidt de uitnodiging voor een gesprek tot een sondering voor het inrichten van een warenhuismuseum in De Rode Olifant, tot de herleving van een jeugdliefde van de verteller – deze Anna leidt een bureau dat stands voor tentoonstellingen ontwerpt – en tot bezoeken aan de grootste mall ter wereld, de Mall of America, en aan Andy Warhols installatie The Department Store Dream.
De verteller is een door ’t Hart gecreëerd romanpersonage en niet de auteur zelf. Maar ergens in dit hoogst vermakelijke boek schrijft hij over hoe hij zichzelf verhoudt tot de dingen en daarin valt wel degelijk ’t Hart te herkennen, althans eerder werk van hem:
dit [is] is een van mijn specialiteiten: dingen uit beelden zien opdoemen, ze isoleren, ze laten zien zoals ze werkelijk zijn. Ze tegelijkertijd losmaken van andere voorwerpen, producten, of herinneringen daaraan, zodat ze volkomen op zichzelf kunnen staan.
Dingen uit hun kaders halen en contextloos beschouwen, dat zouden we vaker moeten doen. Begin met het volgen van de verteller van De Rode Olifant. Leer in deze, in veel opzichten hele bijzondere roman vol humor van diens breed uitwaaierende geouwehoer alles over warenhuizen en shopping malls en je kunt nooit meer een nurkse onverschilligheid uitstralende verkoper passeren zonder te denken: aha, hanteren jullie hier het onverschilligheidsconcept, nou goed gedaan, hoor.
Hans van der Heijde
Kees ’t Hart – De Rode Olifant. Querido, Amsterdam. 256 blz. € 22,99.