Recensie: René van Stipriaan – Afscheid van het oude Nederland
Het woordje nog
Kunnen we onze democratie nog redden? vraagt René van Stipriaan in de ondertitel van zijn recent verschenen boek Afscheid van het oude Nederland. Er is iets verloren gegaan, iets van vroeger – het oude Nederland, waarvan afscheid is genomen, en de implicatie is dat dit de democratie is, sterker nog, dat het onze democratie is, en dat dat iets is wat net zo bij Nederland hoort als de kleuren van onze vlag die het omslag van het boek sieren. En als die democratie al verloren is gegaan, of in elk geval uit het zicht is verdwenen, en plaats heeft gemaakt voor autocratie en dictatuur, valt er dan nog iets te redden? Het woordje ‘nog’ heeft een zware lading in deze ondertitel. Is het al te laat, of nog niet? Maar vooral: hoe zijn we op dit punt beland?
Van Stipriaan begint met een inleiding waarin hij de vraag stelt hoe het komt dat we verzeild zijn geraakt in ‘een politieke cultuur waarin rancune, eigenbelang, kneuterigheid en kretologie de boventoon voeren’ na tientallen jaren waarin politiek werd bedreven op basis van een redelijk verstandige overlegcultuur. Na de Tweede Wereldoorlog ging het decennia lang goed, zelfs steeds beter in het land: meer vrijheid door ontzuiling, meer welvaart, meer ontplooiingsmogelijkheden, ook voor vrouwen en jonge mensen. Politieke maatregelen waren gericht op het verbeteren van de levens van alle groepen van de bevolking – iedereen kreeg het beter. Tot in de jaren tachtig, die volgens Van Stipriaan jaren van economische en culturele stagnatie waren met teruglopende welvaart en scheurtjes in de verzorgingsstaat door hoge werkeloosheidscijfers. Veel bedrijven vertrokken naar lage lonen landen, en tegelijk werd de eerste generatie Turkse en Marokkaanse werknemers naar Nederland gehaald. Dit leidde aanvankelijk niet tot grote problemen; personen die Van Stipriaan ‘rattenvangers’ noemt, kregen in het toenmalige ‘zakelijke en serieuze politieke klimaat’ nauwelijks aandacht. Het bleef helaas niet zo.
Eerst was er Fortuyn. Hij had met zijn partij bewezen dat er winst te halen viel uit het ‘aanboren van ongenoegen en angsten in de samenleving’. En vooral: ‘ongenoegen waarvan de burgers vaak niet wisten dat ze eraan leden.’ Uit de Verenigde Staten waren inmiddels technieken overgewaaid bedoeld om onrust en polarisatie in de maatschappij aan te wakkeren. De methode is even beroerd als simpel: men vinde een zondebok (vluchtelingen bijvoorbeeld) en blijft angst daarvoor aanwakkeren. En hoewel deze nieuwe methode om polarisatie teweeg te brengen niet heel geschikt leek voor compromisbereid, coalitieland Nederland, toch gebeurde het. Eerst was het Fortuyn die zich van deze methode bediende door te hameren op het falen van de overheid, ‘achterkamertjespolitiek’, later, en veel effectiever, was het Wilders met zijn volgers.
Maar ook veertien jaar Rutte deed het land niet veel goeds, schrijft Van Stiptriaan, die verwijst naar het quasi-populisme van Rutte, die door het bespelen van de kiezers door angst voor banenverlies, angst voor te veel buitenlanders, en voor dreiging vanuit Europa er steeds weer in slaagde herkozen te worden. Waarbij het welvaartsniveau van de ‘hardwerkende Nederlander’ er steeds verder op achteruit ging, en de belastingen voor bedrijven versoepeld werden en winsten stegen. De kloof tussen het welvarende en sappelende deel van de bevolking werd zo steeds groter en de gebruikte taal, ook door leden van de Tweede Kamer en bewindslieden, steeds grover.
En toen was daar een nieuwe uitvinding: het internet. Naast alle zegeningen daarvan werden al snel ook grote gevaren duidelijk, vooral door de social media waardoor feiten verdacht gemaakt kunnen worden, en leugens snel en effectief kunnen worden verspreid om autoritaire ambities te realiseren. Van Stipriaan gaat uitgebreid in op Aldous Huxley’s visie van een Brave New World en de maatregelen die Huxley voorzag als noodzakelijk voor het bereiken van een succesvolle totalitaire samenleving. Het zijn maatregelen die onthutsend veel lijken op aspecten van onze moderne samenleving. Huxley dacht dat zo’n autoritaire samenleving wel in drie tot vier generaties bereikt kon worden. Van Stipriaan concludeert ‘En dat is ongeveer nu.’ Hoe en wat kun je doen om tegengas te geven?
Van Stipriaan voert in de hem eigen heldere taal en betoogtrant de lezer mee door de decennia. Decennium na decennium trekt aan ons lezende oog op bijna cinematografische manier voorbij, met veel herkenning tot gevolg. Dergelijke overzichten eindigen nogal eens nadat alle problemen zijn benoemd: dit zijn de problemen, zo is het gekomen, en nu is de lezer geïnformeerd. De oplossing mag zelf bedacht worden. Van Stipriaan doet dit niet; uiteindelijk ziet hij de oplossing in decentralisatie van het worldwide web, wat hij ziet als de taak van de economische grootmacht die de Europese Unie is. Hier wordt door een groep wetenschappers onder leiding van Tim Berners-Lee aan gewerkt. Wat dat precies behelst, wordt echter niet duidelijk. Maar ook dient gewerkt te worden aan herstel van burgerzin en vertrouwen, gelijkwaardigheid, gelijkberechting en gelijke welvaart. Van Stipriaans laatste zinnen zijn te mooi om niet te citeren: ‘We zitten inmiddels in een heel spannende film, niet als toeschouwer, maar als figurant. Het gebeurt hier en nu. Afloop onbekend.’ Nog wel, gelukkig.
Thea Summerfield
René van Stipriaan – Afscheid van het oude Nederland. Kunnen we de democratie nog redden? Querido Facto, Amsterdam. 184 blz. € 17,50.
Vroeger zou je democratie gehad hebben? Toch echt een flinke illusie. Ook toen en zelfs nog meer werd de dienst uitgemaakt door een elite die elkaar de bal toespeelde in de achterkamertjes. Nederland is altijd en nog steeds een ondemocratisch land waar je geen staatshoofd, burgemeester, provinciehoofd kunt kiezen, een eiland in de Europese rechtsspraak met geen jury of lekenrechter, Eerste Kamer kan je niet direct op stemmen. Maar dat was vroeger ook al inclusief een koloniaal rijk, ook na afstand van Nederlands-Indie. En de standen- en hokjesmaatschappij vol beperkingen was ook niet bepaald democratisch. De jaren zestig als puber meegemaakt hebbend kan ik die ook niet anders omschrijven dan dat de spruitjeslucht nog overal overheerste. Democratie, voor wie eigenlijk?