Recensie: Tommy Wieringa – Alles over Tristan
De onderstaande recensie verscheen voor het eerst in 2002.
Dichtersleven
in de roman Alles over Tristan van Tommy Wieringa krijgt de jonge en enigszins benarde wetenschapper Jakob Keller in een niet met name genoemd land de opdracht een biografie te schrijven over de te jong gestorven dichter Viktor Tristan. Ik vind dit een mooi gegeven. Je kunt er veel kanten mee op: je kunt bijvoorbeeld een parodie maken over het schrijven van biografieën waarin je gehakt maakt van de pretenties van het genre. Of een scherp en hilarisch beeld geven van wat men zich gewoonlijk bij een dichtersleven voorstelt: altijd dronken die dichters en een wartaal dat ze uitslaan, niet normaal meer. Je kunt ook een compleet dichtersleven bedenken, daar enkele geheimen in aanbrengen en vervolgens de hele zaak laten ontrafelen.
Voor dit laatste heeft Wieringa gekozen. Viktor Tristan is bij hem een gedoemde dichter die tijdens zijn leven duidelijk afweek van de normale norm, altijd half aan lager wal leefde en juist toen zijn beste werk schreef. Maar later kwam er een kentering in zijn werk, de kwaliteit liep schrikbarend terug en uiteindelijk kwam hij jammerlijk om bij een vulkanische uitbarsting op een naburig eilandje.
Dit zijn de gegevens waarmee Keiler aan de slag gaat. Hij ondervindt opvallend veel weerstand bij zijn onderzoek, krijgt een dubieuze assistent, maakt kennis met familie van de dichter, begint een verhouding met de mooie bibliothecaresse Mariam die weer een dochter blijkt te zijn van een hoogleraar die het werk van Tristan goed kent. Kortom Keiler wordt een wereld binnen gezogen waarbinnen men zijn uiterste best doet de geheimen rondom Tristan niet te onthullen. En natuurlijk worden die geheimen uiteindelijk wel onthuld.
Wieringa is er niet in geslaagd van deze gedoemde dichter een fraai personage te maken, ik bleef er van afstand naar kijken. Vermoedelijk komt dit omdat hij toch te veel in gebruikelijke terminologieën schrijft wanneer het over dichters gaat. Laat ik zeggen: Viktor Tristan blijft een prototype van ‘de’ dichter, het wordt geen gedurfd neergezet personage.
Datzelfde geldt voor meer figuren. Mariam vertegenwoordigt te veel de ‘mooie vrouw’ met een geheim, daar kennen we er uit de literatuur genoeg van. Wieringa kiest te vaak voor beschrijvingen uit de damesromannenwereld. ‘Het naderende afscheid maakte onze ontmoeting zoet en bitter tegelijk,’ staat er dan. Of: ‘Ik voelde haar ogen in mijn rug. Wat dacht ze als ze naar me keek?’ Of deze: ‘Mariam lachte. “Het spijt me dat ik je in verlegenheid heb gebracht.”‘ Dit is het repertoire van de stationskiosk.
Het boek wordt gered door de visie die Wieringa op de onderzoeker Jakob Keller geeft. Hij maakt er bepaald geen damesromannenheld van, iemand dus met een wilskrachtige kin en een dromerige blik in de ogen. Kellers verwarring, zijn arrogantie die later omslaat in woede en deernis, zijn goed getroffen. Jammer dat de laatste twee regels er net twee te veel zijn. ‘De wereld
mocht haar mythe houden. Ik had genoeg gezien.’ Dit legt precies uit wat de lezer allang heeft zitten denken.
Kees ’t Hart
Tommy Wieringa – Alles over Tristan. De Bezige Bij, Amsterdam. 160 blz.
Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 24 mei 2002.