Strips: Dick Briel – De avonturen van professor Palmboom integraal
Een perfectionist met een bijzonder zelfbeeld
Je hebt integrales en integrales. Het verhaal van de opgepoetste bundelingen van klassieke strips, met dossiers en fijne extraatjes voor de verwende stripliefhebber, is niet voor niets een succes. Nostalgie sells: striplezers die ooit bepaalde reeksen in bijvoorbeeld de Pep of Eppo lazen, kunnen die strips mooi weer een keertje herlezen, maar dan keurig uitgegeven in prachtige, gebonden boeken. Zoals de integrale van de avonturen van Professor Palmboom, een strip die voor het eerst werd gepubliceerd in stripblad Eppo in 1978 en waarvan uiteindelijk twee lange en een elftal korte verhalen verschenen. Het is een integrale die de striplezer in de watten legt.
Dat begint meteen met een puik dossier over de strip, maar eigenlijk vooral over de enigmatische maker Dick Briel (1950-2011). Wie de zeventig pagina’s tellende inleiding leest, merkt meteen: Briel was een bijzondere verschijning in de stripwereld. Samensteller Rob van Eijck, de chroniqueur van het klassieke beeldverhaal die onlangs overleed, sprak voor het achtergrondverhaal met collega’s, uitgevers, zijn broer en Briels vrouw Paula Mazolla over de stripmaker die zich het liefst in zijn werkkamer opsloot om aan een verhaal te werken. Uit de anekdotes en de levensgeschiedenis komt een intrigerend beeld naar voren van een stripmaker die een enorme focus en discipline aan de dag legde. Iemand die twijfelde, een perfectionist, iemand met een bijzonder zelfbeeld.
In het dossier is veel te zien: schetsen, niet afgeronde pagina’s en veel foto’s die een mooi beeld schetsen van Briel en zijn werk. Het knappe van het dossier zit niet alleen in de volledigheid, maar ook in de manier waarop Briel wordt geportretteerd: toegegeven, de man heeft een klein oeuvre achtergelaten, maar de impact ervan was groter dan dat van veel Nederlandse stripmakers. Niet alleen omdat zijn werk uiteindelijk werd vertaald in zeven talen, maar ook omdat de verhalen ‘onhollands’ spannend waren en er bovendien in klare lijn-stijl uitzagen alsof ze uit de Belgische school afkomstig waren, zoals van Edgar P Jacobs (Blake en Mortimer) waarmee Briels werk vaak werd vergeleken.
De eerste paar korte verhalen waarmee de integrale begint, De hypnotiseur en De klok, beide uit 1977, lezen als vingeroefeningen: ze zijn te kort om echt ergens op uit te draaien, de verhaallijn is de mager voor echte spanning. Maar eenmaal op weg in de chronologie van de integrale komt het eerste volledige verhaal, Het mysterie van de tacho-plant, en dat is dik in orde. Dat verscheen in 1978 en 1979 in Eppo, het album in 1981. Zonder uitvoerig op het verhaal in te gaan, heeft het zijn spanning behouden en is het vooral nog heel lezenswaardig. Waar oudere verhalen vaak door de trage hoeven zakken, leest deze Palmboom heel behoorlijk. Briel wist er een heel atypisch tempo in te leggen. Dat ligt voor een deel aan de interactie tussen Palmboom en zijn collega Thomas Dibbet. Hun gesprekken vertellen de lezer veel, er wordt veel gezegd wat de lezer ziet of vermoedt, maar ze houden ook de vaart erin.
Het gegeven van de tacho-plant, en wat die aanricht, is mooi gevonden en als de beide heren op onderzoek uit gaan – hoe klassiek – merken ze al snel dat ze in de gaten worden gehouden. Kortom, gevaar en gedonder, met een vleugje SF en mysterie. Het heeft iets van Harry Dickson, met een beetje Blake en Mortimer (ook een professor). Het tekenwerk is klassiek en strak, de kleuren van de integrale zijn minder flets als destijds in de albums en dat is een plus. Dat doet wat met een verhaal.
Na Het mysterie van de tacho-plant volgen de verhalen De roestgranaat en Het leger van Philpotts, die in 1982 al samen in een album terechtkwamen. Later kwamen er nog negen korte verhalen die pas in 1999 en 2000 werden gebundeld. Dat de verhalen zo versplinterd en over lange tijd werden uitgegeven, maakt deze integrale relevant. Het is interessant te zien hoe gaandeweg de stijl van Briel iets losser wordt, wat niet meteen een verbetering is. De professor van de tacho-plant is een stuk sprekender dan die uit latere jaren.
De integrale van professor Palmboom is geslaagd, vanwege een uitmuntend dossier en een reeks stripverhalen die de ontwikkeling van een eigengereide stripmaker laten zien. Niet alle stripreeksen en auteurs lenen zich voor deze aanpak, maar Dick Briel en zijn werk zeker wel. Dat bewijs is geleverd.
Stefan Nieuwenhuis
Dick Briel – De avonturen van professor Palmboom integraal. Uitgeverij L. 256 blz. hardcover. € 39,95.