In het gedicht Per ochtend van Tjitse Hofman zit een zwerver op de grond tegen de muur met bevroren een gulden in het kommetje van zijn hand. De zwerver op de Haagse Turfmarkt heeft de luxe van een muur niet. Dit schepsel Gods vindt geen warmte. Ook niet van de rusteloosheid die hem omringt. Zijn rechterarm reikt bevroren tot het kommetje van zijn lege hand. We lopen om deze krachteloze ziel heen, omdat de guldens hier lang geleden zijn uitgestorven.