Recensie: Antonio Scurati – M. Het uur van de waarheid
Mussolini en de oorlog die te vroeg kwam
Het uur van de waarheid is het vierde deel van M., Antonio Scurati’s romanbiografie van Benito Mussolini. Het brengt de teller naar zo’n tweeënhalfduizend bladzijden, maar die gaat vast over drieduizend heen, want er volgt nog een vijfde deel en, wie weet, ook nog een deel met een epiloog. Lezers die aan M. zijn begonnen, zullen dat alleen maar toejuichen. Zij beleven een fascinerende leeservaring over de fascistische leidersfiguur Mussolini, zijn wil tot macht en zijn gave om anderen te enthousiasmeren en de massa’s te hypnotiseren en over het tijdsgewricht waarin fascisme en nationaalsocialisme leken te zegevieren. Scurati biedt bovendien, niet zozeer expliciet als wel tussen de regels, inzicht in (neo-)fascistische tendensen in onze wereld van nu.
Net als in de eerdere delen worden de gebeurtenissen beschreven vanuit het perspectief van fascistische kopstukken, Mussolini uiteraard voorop, want Scurati wilde laten zien wat de denkwereld was van de hoogst verantwoordelijken voor de fascistische misdaden. M. mag dan een roman zijn, Scurati blijft zo dicht mogelijk bij de feiten en zorgt ervoor dat de lezer dat ook doet door elk van de korte hoofdstukjes te laten volgen door een of meer pagina’s met illustratieve teksten uit authentieke, historische bronnen als krantenartikelen, telegrammen, pamfletten en verslagen van de staatsveiligheidsdienst. Dit effectieve procedé, dat je als lezer de historische werkelijkheid als actualiteit laat beleven, heeft Scurati ontleend aan de Amerikaanse romancier John Dos Passos, die het in zijn monumentale romantrilogie U.S.A. (1936) voor het eerst toepaste.
Het uur van de waarheid van de titel is het moment waarop Europa voor de tweede maal in twintigste eeuw in brand wordt gezet met oorlogsgeweld. Mussolini is zich er terdege van bewust dat deze oorlog voor zijn Italië te vroeg komt. De productiecapaciteit van de Italiaanse zware- en wapenindustrie is nog te gering en er is groot gebrek aan grondstoffen. Hitler heeft weliswaar steeds minzaam gereageerd op de vraag om staal- en wapenleveranties, maar niets geleverd. Hij heeft steeds begripvol geknikt op verzoeken te wachten met oorlog, maar viel in 1938 Tsjechoslowakije en in 1939 Polen binnen zonder Mussolini van tevoren te informeren, laat staan te consulteren.
Hitler beschouwt Italië niet als gelijkwaardige, betrouwbare partner, dat hebben de late jaren 1930 Mussolini wel geleerd. Daarom besluit hij, man van de actie die zich niet laat vernederen, tot een drieste onderneming om zijn imperiale fascistische project een krachtige impuls te geven. Hij geeft het leger het bevel om vanuit het bezette Albanië de woeste bergruggen in het zuiden over te steken en Griekenland binnen te vallen. Met zo’n fait accompli betaalt hij Hitler met gelijke munt terug en oogst hij mogelijk diens bewondering, terwijl het Italiaanse zelfvertrouwen zal groeien en Italië de hele Adriatische Zee zal omvatten.
Maar het wordt een catastrofe. In tegenstelling tot wat zijn inlichtingendiensten rapporteerden, blijken de Griekse troepen goed georganiseerd, goed voorbereid en hoogst gemotiveerd. Met achterlating van duizenden doden moet het Italiaanse leger zich terugtrekken. (De Albanese auteur Ismail Kadare zal over de pogingen van de Italianen, twintig jaar later, om op de berghellingen alsnog de lichamen van de gesneuvelden te bergen zijn indrukwekkende roman Generaal van het dode leger (1963) schrijven.) Intussen kunnen de Italianen in Noord-Afrika nauwelijks weerstand bieden tegen de oprukkende Britten. Zowel op de Balkan als in Noord-Afrika is grootschalig ingrijpen van de Wehrmacht noodzakelijk.
En Mussolini? Heel knap weet Scurati het beeld te schetsen van enerzijds een vermoeide, door maagklachten geplaagde man, een bijna-zestiger, die beseft dat Italië en het Italiaanse fascisme ten onder gaan, maar die anderzijds weigert dat aan zichzelf toe te geven en probeert zijn geest krachten in te blazen. Natuurlijk weet hij dat wat zijn ministers en zijn generaal hem vertellen een veel te rooskleurig beeld schetst van de werkelijkheid. Ja, en ook dat hij, nu al twintig jaar Il Duce, louter nog ja-zeggers om zich heen heeft. Hij weet dat de troepen gedemoraliseerd zijn en de Italianen het volk oorlogsmoe, maar redeneert dat weg: elk volk wordt oorlogsmoe als niet onmiddellijk overwinningen kunnen worden gevierd; één overwinning is genoeg om het volk weer strijdlustig te maken.
Hij begint elke dag in het Palazzo Venezia met het doornemen van transcripties van telefoongesprekken, afgeluisterd door de Speciale Geheime Dienst. Hij zou dus ook moeten weten dat er twijfels beginnen te ontstaan over zijn leiderschap, zelfs bij degenen die hem vanaf begin jaren 1920 trouw hebben bijgestaan. Eind 1942 tekent zijn maîtresse Clara Petacci in haar dagboek een uitbarsting van Mussolini op:
[…] De geweldige droom om van Italië een groot volk te maken …. Een volk formeer je niet in twintig jaar! Teleurstelling, bitterheid, mismoedigheid, mislukking …
Ik heb niet de tijd gehad om van dit volk te maken wat ik wilde.
En toch stuurt hij Italiaanse divisies naar het Oostfront. Geharde Alpenjagers, het beste wat Italië aan soldaten te bieden heeft. Maar net als in Noord-Afrika lacht de Wehrmacht de Italianen uit. Erger, ze worden niet ingezet in de Kaukasus, waar ze hadden kunnen laten zien wat ze waard waren, maar op de steppen, waar ze, licht bewapend als ze zijn, niets kunnen uitrichten tegen de Sovjettanks en louter kanonnenvoer zijn. Terwijl zij worden afgeslacht, landen de geallieerden op Sicilië. Meer dan honderdduizend Italiaanse soldaten worden krijgsgevangen genomen. Bijna half zoveel sneuvelen of raken gewond.
Op 22 juli wordt Palermo ingenomen door de Geallieerden. Op 24 juli komt in Rome voor het eerst sinds lange tijd de Grote Raad van het Fascisme bijeen. Mussolini spreekt anderhalf uur, maar uit zijn vlakke toon spreekt resignatie en tot veel meer dan verwijten – aan zijn kabinet, aan zijn generaals, aan zijn soldaten en aan het Italiaanse volk – komt hij niet. Als de vergadering is gesloten, is Mussolini leider af en het Italiaanse fascistische project beëindigd.
De Mussolini van de jaren 1920 was de man van de wil tot macht, macht die alle middelen heiligde. Macht corrumpeert. Sommige machtsmiddelen corrumperen meer dan andere en ruimen niet alleen barrières uit de weg, maar vreten ook fundamenten aan van de macht. De moord in 1924 op de socialistische volksvertegenwoordiger en gevreesd Mussolini-opponent Matteotti – zogenaamd onopgelost gebleven, maar niemand twijfelde eraan dat er een fascistisch complot achter zat – was zo’n wandaad, waarvan de vuile afdruk op Mussolini’s blazoen maar niet wilde verdwijnen.
Scurati tekent Mussolini niet als een duivel, of als een mens in de greep van de duivel. Zijn Mussolini is menselijk, talentvol, slim en een man met groot gevoel voor theater. Maar ook een man die zonder enige wroeging op een bijna achteloze wijze wreed kon zijn. Hij is een man van de daad. Een man van de daad doet wat nodig is en laat zich niet hinderen door twijfels en morele overwegingen. Was hij gewelddadig? Niet zozeer in directe persoonlijke confrontaties. Als hij geweld nodig meende te hebben, liet hij het vuile werk opknappen door zijn zwarthemden, zelf buiten schot blijvend. Hij maakte zijn slachtoffers vanachter zijn bureau, achteloos soldaten offerend, honderdduizenden soldaten, die hij willens en wetens naar slagvelden stuurde waar ze amper kans maakten het er levend vanaf te brengen.
Hans van der Heijde
Antonio Scurati – M. Het uur van de waarheid. Vertaling Jan van der Haar. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 640 blz. € 34,99.
Mooie recensie. Nodigt uit om dit deel meteen te gaan lezen