Recensie: Eva Gerlach – Vlieg! zegt de vloer
Soms ben je echter
Vlieg! zegt de vloer is de vierde jeugdbundel van Eva Gerlach. Prachtig geïllustreerd, net als de andere. Ditmaal door Trui Chielens.
Een opgroeiend meisje – de gedichten beginnen ongeveer aan het eind van de basisschool en eindigen als zij een jaar of zestien is – wordt geconfronteerd met de scheiding van haar ouders. Ze is verdrietig, voelt zich regelmatig boos en ontheemd, maar een slachtoffer is zij niet: in al haar kwetsbaarheid is zij weerbaar. Daarnaast spelen er zaken waarmee de meeste pubers te maken krijgen: onzekerheid, eenzaamheid, maar ook hevige verliefdheden en euforie. Een voorbeeldig meisje is zij gelukkig niet. Ze kan vrolijk zijn, maar ook heel boos, verbitterd of jaloers.
De naam van het meisje (een ik-verteller) leren we niet kennen, in tegenstelling tot enkele leeftijdgenootjes en haar stiefzus. Dat ligt voor de hand: met zo’n naamloze ik kunnen lezers zich makkelijk identificeren. Ik noem haar in de rest van de recensie H. (van ‘hoofdpersoon’), want ‘het meisje’ vind ik te afstandelijk.
De toon van de bundel is nergens zwaar. Vaak zijn gedachten, handelingen en uitspraken van H. humoristisch, en soms zelfs hilarisch, zoals in ‘Oorlog’, een serie van zeven korte gedichten, waarin zij haar stiefvader vertelt waarom zij een jongetje heeft mishandeld. De eerste twee:
Mijn stiefpa zei ‘Als je niet zeker
weet of je iets wilt doen, doe het dan niet’.Dat was toen ik Jorn met de bandentang een soort gat
in zijn kop had getimmerd, ik had echt waar spijt (maar vooral
omdat hij nog leefde).*
‘Wat is er gebeurd,’ zei mijn stief, ‘dat je hem zo moest slaan?’
Dus ik zei ‘Hij zei dat jij iets dat zijn stiefpa zei dat hij
zelf nooit zou doen hebt gedaan.’
Ik hoor het haar zeggen. Ze moet wel heel opgewonden zijn geweest toen ze het aan stiefpa vertelde – een aardige kerel, een geslaagde date van haar moeder. ‘Deze kan denk ik wel’, had zij in een eerder gedicht al tegen ma gezegd.
In het gedicht ‘Maf’ maken we kennis met haar stiefzus Laurien. Een krengetje. Ze maakt het beertje van H’s broertje zoek en verscheurt haar lievelingsboek. Ze vindt het terug op de wc.
En het ergste van alles
is dat door haar schuld
mijn bloedeigen vader
TOTAAL geen geduld
meer heeft met mijn grappen.
Ik heb het verklooten mijn zielige stiefzus
zit bij hem op schoot.
Ze lijkt haar stiefzus te haten. Als zij anorexia blijkt te hebben (dat wordt niet met name genoemd, maar dat concludeer je uit de omschrijving) is H. enerzijds bang dat zij dood zal gaan, maar anderzijds lijkt H. dat ook te wensen. Ook hier kun je een glimlach niet onderdrukken: ‘Ik kijk stil om de hoek, weet niet / of ze me ziet, ik ben bang ergens voor, / ik zeg het niet maar was het maar alvast / zover dit streep ik door’ Of wenst zij haar niet dood uit haat, maar denkt zij van haar angst af te komen als het zover is? Mogelijk.
Maar ook Laurien laat zich niet kisten, lezen we verderop in de bundel. In ‘Glans’ komt zij bijna vrolijk te laat voor het eten. En ze heeft ineens eetlust!
Ze zei ‘Sorry,’ ging zitten en at alsof dat vanzelf sprak / doodkalm haast een heel half bord pasta met vrijdagsaus / LEEG, veegde haar bord uit met brood en nam nog wat kaas. // Toen zei ze ‘Ziezo! Ik ga naar een andere school, / is al bijna geregeld, jullie worden verwacht.
De reden: ze is nu met Job, en die zit daar ook.
Net als in de andere bundels speelt fantasie een belangrijke rol. Een vlucht uit de werkelijkheid is het niet. Fantasie geeft vriendschap en kracht, waardoor je bijvoorbeeld ’s nachts niet meer bang hoeft te zijn.
En dan is er nog iets: fantasie kan echter zijn dan de werkelijkheid, lees maar op het achterplat:
Soms ben je echter. Licht hoofd,
bliksemlijf, arendsogen.Vlieg! zegt de vloer en voor je
kijken kunt ben jegevlogen.
De bundel op zichzelf is fantasie: fictie. En goede fictie geeft meer inzicht in de werkelijkheid dan het dagelijks leven. H. is zeer echt op papier, en als je de bundel uit hebt blijft ze zeer echt in je hoofd. En dan is het logisch dat zij zich om jou, de lezer, bekommert. Eén keertje is zij doodsbang als er ’s nachts op haar zolderraam wordt geklopt. Ze kan vliegen als ze wil, maar nu niet, ze is doodsbang: wie bevindt zich achter dat raam? En dan waarschuwt ze de lezer: ‘Toch, ineens, gedaan / wat niemand moet proberen die dit leest: // Het raam –‘
Je zou kunnen zeggen dat Eva Gerlach haar jeugdbundels maakt in de traditie van Annie Schmidt. Het moge zo zijn, maar dan gaat het om verwantschap, niet om navolging. Daar is Gerlach veel te goed voor. Zo is het taalgebruik van H. onweerstaanbaar, waardoor je nog veel meer van haar gaat houden.
Een prachtige bundel, ook voor volwassenen.
Hans Puper
Eva Gerlach – Vlieg! Zegt de vloer. Querido, Amsterdam. 68 blz. € 18,99.