Een vierde Strafford & Quirke

De Ierse auteur John Banville (Wexford, 1945) heeft een imposant roman-oeuvre op zijn naam staan, gekenmerkt door psychologische diepgang en een fijnzinnige, superieure stijl. Zijn thema’s zijn zo uiteenlopend, dat elke poging tot enkelvoudige typering ervan Banville onrecht zou doen. De laatste jaren heeft hij ook een viertal detective-romans gepubliceerd, Sneeuw, April in Spanje, De garage en – in 2024 en nu vertaald door Arie Storm – De verdronkene. Het viertal is de Strafford & Quirke detectiveserie gedoopt, naar de twee hoofdpersonages. Het gaat inderdaad om een serie, met meer verbanden tussen de vier titels dan alleen de hoofdpersonages, wat overigens niet betekent dat je ze voor een goed begrip in de juiste chronologische volgorde zou moeten lezen. Detectives plegen whodunnits te zijn, waarin de detective of rechercheur dankzij speurwerk, psychologisch inzicht en deductief talent aan het eind het misdaadraadsel oplost. Banville laat zich weinig gelegen liggen aan dergelijke conventies. Aan het slot weet de lezer meer dan Strafford en Quirke.

De verdronkene is – net als het voorafgaande drietal – gesitueerd in het Ierland van de late jaren 1950. Tijdens een stormachtige avond ziet Wymes (spreek uit: Wiems), langs een kuststrook aan de Ierse oostkust wandelend met zijn hond, een van de weg geraakte sportwagen. De man die van de rand van het klif naar hem toe rent, schreeuwt dat zijn vrouw uit de auto is gesprongen en zich in zee heeft gestort. In een nabijgelegen huis vragen ze om hulp. De bewoners, de Ruddocks, gedragen zich vreemd, Armitage, de echtgenoot van de verdwenen vrouw, nog vreemder, terwijl Wymes er alleen maar aan denkt hoe hij, een veroordeelde pedoseksueel, zich weer met zijn hond kan terugtrekken op zijn verborgen plek, zonder bij de zaak betrokken te raken.

Strafford, rechercheur van bureau Pearse Street in Dublin, moet de zaak overnemen van de plaatselijke konstabel en wordt op onderzoek uitgestuurd. Straffords huwelijk is gestrand, maar in het Ierland van begin 1960 rust op scheiden een door de katholieke kerk afgedwongen wettelijk taboe. Hij heeft een verhouding met de veel jongere Phoebe, maar moet die zoveel mogelijk aan het publieke zicht onttrekken, ook al omdat zij de dochter is van Quirke. Quirke is patholoog-anatoom, met wie Strafford een meer dan louter beroepsmatige relatie heeft sinds beiden hebben samengewerkt bij het onderzoek naar een schokkende moordzaak.

Quirke is een zware drinker, Strafford houdt het liever bij koffie, of beter: het bittere bocht dat onder die naam verkocht wordt in Dublins pubs en lounges. Beiden hebben de neiging zich nooit echt uit te spreken. Beiden denken van de ander dat die minder weet dan feitelijk het geval is, een mooie vondst van Banville.

Bijzonder en steeds terugkerend element in deze en andere Strafford & Quirke romans is het vermogen, waarover kennelijk alle Ieren beschikken, om aan de uitspraak van een paar gewone woorden van iemand die ze nooit eerder gezien hebben, genoeg te hebben om te weten uit welke Ierse of Noord-Ierse streek ze afkomstig zijn, tot welke sociale klasse ze behoren, en of ze katholiek of protestant zijn.

De spanning van De verdronkene zit evenzeer in de ontraadseling van de verdwijning van Armitage’s vrouw en gruwelijke verwikkelingen die daar nog volgen, als in de verhoudingen tussen de personages: vrijwel elke dialoog tussen om het even welke personages kent verrassende wendingen die doen uitkijken naar hun volgende ontmoeting. Zoals gezegd, je hoeft de vier Strafford & Quirke niet per se in verschijningsvolgorde te lezen. Maar wie aan eentje begint, gaat ook de andere lezen. Als dat toch zo is, kun je dus maar het beste beginnen met Sneeuw en via April in Spanje en De garage bij De verdronkene uitkomen. Leesplezier gegarandeerd.

Hans van der Heijde

John Banville – De verdronkene. Vertaling Arie Storm. Querido, Amsterdam. 352 blz. € 24,99.