Kan je het noodlot bezweren door wakker te blijven?

Zonder slaap ben ik het noodlot voor is de debuutroman van programma- en theatermaker Mirthe Frese (1984). Eerder maakte de Amsterdamse een theatervoorstelling over haar vader (Retourtje Polen). Nu staat de relatie met haar vroeggestorven moeder centraal.

In Zonder slaap ben ik het noodlot voor kiest verteller Mirthe, een moeder van drie, ervoor een hele nacht wakker te blijven. Gewapend met koffie en Red Bull wil ze wakker blijven tot haar oudste zoon Samuel de volgende dag exact 9 jaar en 178 dagen oud zal zijn. Dat is namelijk de leeftijd waarop Mirthe zelf haar moeder verloor. Door wakker te blijven wil ze het noodlot bezweren en ervoor zorgen dat zij wél blijft leven voor haar kinderen.

Terwijl de verteller wakker blijft, diept ze herinneringen op aan haar jeugd en aan haar relatie tot haar beide ouders. Ze keert terug naar haar (zieke) moeder en naar haar alcoholische vader en diens relationele brokkenparcours. Ze legt het verdriet en de rouw om het verlies van haar moeder onder de loep en analyseert hoe de sporen van dat trauma doorwerken in haar huidige gezinssituatie. Ze vraagt zich daarbij luidop af of het hebben van kinderen niet per definitie een ‘daad van egoïsme’ is. Een overweging die wat doet denken aan wat Marjolein van Heemstra schreef in En we noemen hem (2017): ‘Kun je ooit de gedachte toelaten dat je met de geboorte van je kind niet het leven maar de dood vermenigvuldigt?’

De verteller buigt zich ook over haar Joods-Indonesische roots en over haar plek als dochter, echtgenote, moeder. Dat vooral vrouwelijke en feministische denkers en schrijvers als Simone de Beauvoir, Susan Sontag en Joan Didion de revue passeren, is geen toeval.

Na enkele doorwaakte uren groeien de onrust en de dadendrang en begint Mirthe aan een nachtelijke zwerftocht door Amsterdam. Tijdens die tocht, met een symbolische eindbestemming, blijft de verteller herinneringen ophalen. Tot de verhaallijn onderbroken wordt door twee afzonderlijke hoofstukken over de vader en de moeder. Twee korte portretten die voortdurend balanceren tussen pijnlijke ontluistering en liefdevolle kwetsbaarheid. Het zijn wellicht de sterkste stukken van de roman. Ze hebben een soort schurende en tegelijk ontroerende eerlijkheid die ook elders in het boek opduikt en ook mooie passages oplevert. Op het bed van haar doodzieke moeder vertelt de jonge Mirthe bijvoorbeeld dat ze haar ‘beste verjaardag ooit’ heeft gehad. ‘Dat zei ik, dat had ik echt gezegd’, blikt ze met schaamte terug. Of de gehechtheid die Mirthe blijft voelen voor haar vader, ook na diens zoveelste problematische herval in de alcoholverslaving: ‘Ik probeerde geen verwachtingen meer te hebben, me van hem los te maken, onverschillig te zijn. Maar ik bleef afhankelijk van zijn goedkeuring en hunkeren naar een aai over mijn bol.’

Zonder slaap ben ik het noodlot voor is een autofictionele roman. Die literaire vorm, waarbij de auteur autobiografische elementen in een fictieve vertelling giet, is niet meer weg te denken uit de hedendaags literatuur. Een veelgehoorde kritiek is dat veel autofictie blijft hangen in het hyperindividuele levensverhaal, in de kleine en grote dromen, verlangens en bezorgdheden van de auteur zelf zonder dat er verder veel gedaan wordt met de Grote Thema’s. Het is een valkuil die Frese grotendeels weet te vermijden door in te gaan op universele thema’s zoals verlies en ouder-kindrelaties. Wat ook gewoon helpt is het elegante proza waarin het verhaal is geschreven.

Maarten De Rijk

Mirthe Frese – Zonder slaap ben ik het noodlot voor. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 224 blz. € 21,99.