Signalement: Guus Luijters – Hoe Tarzan de Tour de France won
Polytropos
Toen Guus Luijters in januari van dit jaar overleed, verschenen in verschillende kranten herdenkingsstukken, die onderling zozeer uiteenliepen dat het moeilijk te geloven was dat ze op dezelfde schrijver betrekking hadden. Het is dan ook nauwelijks mogelijk het volledige oeuvre met een paar woorden te karakteriseren, zoals dat bij veel auteurs (‘zanger van de wrok’) wel wordt gedaan. Maar hoe presenteer je een overzicht van werk dat bestaat uit navrante verhalen (Circus Melancholia), alcoholromantiek (De scherven van de slijter), geografische mijmeringen (Klein geluk), literaire memoires (Laatste brood), literair fanproza (Jane Austen), culinair fanproza (Ode aan het ei), boekhouding van de Shoah (In memoriam), jeugdherinneringen (Moeders lopen nooit weg) en noem maar op. Ergens heb ik ook nog de langspeelplaat (Als treinen niet vertrekken) die de bijdrage van Guus Luijters en Henk Spaan aan de Nederlandse popmuziek representeert.
Bij deze variëteit in productie, voor een groot deel zonder literaire pretentie, is het des te vreemder dat Jeroen Brouwers in 1979 in zijn pamflet De nieuwe revisor juist Guus Luijters selecteerde als vertegenwoordiger van een blijkbaar overweldigende stroming in de Nederlandse literatuur die te vuur en te zwaard bestreden diende te worden. Brouwers ging tekeer tegen wat hij ‘jongetjesliteratuur’ noemde, als tegenpool van het door hem gewenste ‘vernieuwend proza’. En inderdaad, jongetjesboeken heeft Luijters ook geschreven (Eddie en Eric naar München), maar daarin een bedreiging van de literatuur te zien is als de wetenschap aangetast te zien door het personage professor Prlwytzkofsky.
Een typisch voorbeeld van wat van Brouwers niet mocht is Hoe Tarzan de Tour de France won. De Tarzan uit de titel is de Nederlandse wielrenner Hein van Breenen die in de vroege jaren vijftig enige malen aan de Tour de France deelnam. Zijn bijnaam ‘Tarzan’ had hij te danken aan de gelegenheid dat hij een val ternauwernood voorkwam door zich aan een overhangende boomtak vast te grijpen. Gewonnen heeft hij de Tour nooit: zijn rol als ‘knecht’ van Wim van Est en Wout Wagtmans sloot dat ook uit. Maar voor de jongetjes die een hoofdrol spelen in dit boek maakt dat geen verschil: in hun fantasie lagen etappezeges, de gele trui en de overwinning in Parijs voor het oprapen. Hun wielrenfantasieën worden in detail geboekstaafd, op een manier die ieder van voldoend gevorderde leeftijd bekend zal voorkomen, ook al heetten de idolen waarmee tienjarigen zich identificeerden een paar jaar later Ferenc Puskás of Elvis Presley. Kenmerkend voor deze kindertijd was het oprichten van clubs met ingewikkelde regels: in dit boek onder andere de Spelletjes en Geheimschriften Club, waarvan de naam omdat hij geheim was werd afgekort tot D.T.H.T.H., en het genootschap Rijwiel, Bus, Boot en Tram, dat de openbaarvervoerverbindingen in de stad in kaart zou gaan brengen.
Zo was de wereld voordat de smartphone werd uitgevonden.
Lex Bijlsma
Guus Luijters – Hoe Tarzan de Tour de France won. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 176 blz. € 20,99.