Het zit Astrid H. Roemer niet mee deze week, want haar telefoon is gestolen. Voordat dat gebeurde ging ze op Facebook tekeer tegen psychotherapeute Gerda Frijda en recensent Arjan Peters. Het is niet helemaal duidelijk wat de aanleiding is. Toen Peters voor de Volkskrant schreef, recenseerde hij Liefde in tijden van gebrek, uitgekomen nadat haar de P.C. Hooft-prijs was toegekend. Peters heeft in de recensie lof voor eerder werk van Roemer, maar de autobiografie kan hem niet bekoren:

Deze autobiografie verzandt in een oeverloze klaagzang over iedereen die haar zou bestelen en intimideren. De gebarsten identiteit richt zich allerminst op. De vijanden zijn ook wel erg talrijk: haar boodschappen worden gestolen, haar laptop door vreemden geopend, haar telefoon afgeluisterd, haar moeder beliegt haar, haar geliefdes drogeerden haar, de Hollandse dichteres (in wie Elly de Waard herkenbaar is) die haar tijdelijk onderdak verleende sommeerde haar niettemin plotseling ijskoud om op te krassen, er is een rechtszaak tegen haar geweest, en de GGD en de psychiater zitten achter haar aan.

De ruim driehonderd pagina’s bieden een droef stemmende blik in een ontregelde geest.

Roemer vervolgt:

EN, volgens Cindy Kersenborn NU WIJLEN wa hij INGEPRAAT door psychotherapeut GERDA FRIJDA. WAT IS ZOIETS MEER dan misschien een klein beetje RACISME met GROTE GEVOLGEN voor AUTEUR ASTRIDHROEMER. don’t f.ck them!

Daarvoor heeft zij al geschreven:

GLAD IJS. Gerda Frijda is joods. Arjan vd Volkskrant is joods. DEZE PROFESSIONALS kennen mij ABSOLUUT NIET.

En in de comments onder de post:

Peters is niet de enige die ervan langs krijgt, want uitgeverij Aspekt krijgt (opnieuw) het verwijt dat ze Roemer nooit hebben betaald voor het autobiografische Zolang ik leef ben ik niet dood uit 2004.

Het is een oude beschuldiging. Arjan Peters schreef er al over in zijn recensie uit 2016.

Waarom men haar wil treffen, blijft aldoor onduidelijk. Zij geeft immers nergens aanleiding toe, pakt telkens haar boeltje maar weer en noteert: ‘Mijn privacy wordt weer bruut gepenetreerd.’ Deze autobiografie leidt niet tot zelfonderzoek, laat staan zelfinzicht. De manier waarop de auteur (ex-)geliefden, naasten, instanties en wildvreemden verdenkt of beschuldigt, tot en met Aspekt-directeur Pierik die haar eerste autobiografie uitgaf (en die haar nooit zou hebben betaald, en zelfs vele fouten in haar manuscript zou hebben aangebracht), maakt van Liefde in tijden van gebrek een pijnlijke exercitie.