In haar stuk over de uitreiking van de Libris Literatuur Prijs van gisteravond beschrijft Bo van Houwelingen het succes van Oroppa, het debuut van Safae el Khannoussi. Het boek kreeg een goede ontvangst in de pers (op Arjan Peters in HP/De Tijd en Marja Pruis in De Groene na) en kende een groot verkoopsucces. Van Houwelingen gebruikt een groot deel van haar stuk aan schrijvers die na een succesvol debuut een terugslag kregen. Als eerste noemt ze Lize Spit, die het enorme succes van haar debuut Het smelt niet kon herhalen.

Hoewel de daaropvolgende boeken van Spit het ook goed deden, werd het nooit meer zoals toen.

Lucas Rijneveld had met zijn tweede boek ook nog succes en daarna ging het mis.

Maar nu lijkt de klap van het succes op zijn derde roman neer te slaan: Het verdriet van Sigi F. stond gepland voor de zomer van 2023 – het was overal al aangekondigd – maar uitgeverij Atlas Contact liet weten dat het er niet van zal komen. Sindsdien heeft Rijneveld niets meer gepubliceerd.

Of denk aan Volkskrantcolumnist Peter Buwalda die Met Bonita Avenue een gigantisch succes boekte. Van Houwelingen geeft een verwarrend citaat:

Zijn tweede, Otmars zonen, deed het niet slecht, maar beduidend minder. Buwalda was daarop voor­bereid. In een radio-uitzending van Opium zei hij te weten dat het een minder groot succes zou worden. ‘Maar dat vind ik niet erg. Want het gaat me niet om de kwaliteit van het boek.’

Hoort het woordje ‘niet’ wel in de laatste zin thuis?

Van Houwelingen concludeert:

Voorlopig hoeft El Khannoussi over een tweede roman nog niet na te ­denken. Zij is zo hoog de lucht in ­geschoten dat het nog wel even zal duren voordat ze weer is geland.

Lees het hele artikel hier.