Wanneer een moeder haar kind verliest

Muziek was haar eerste passie, maar sinds 2018 lijkt Dietske Geerlings (1971) helemaal te zijn ‘verliteratuurd’. In zeven jaar heeft ze meer dan twintig boeken geschreven: poëzie, novellen, romans en een verhalenbundel. Ze is ook docente Nederlands, redacteur bij Lezen voor de Lijst van de Koninklijke Bibliotheek, recensente voor diverse media en stadsdichter van Zutphen.

Haar laatste roman, Bombyx Mori, gaat over rouwen en de band tussen een moeder en haar dochter. Het startschot is ietwat surrealistisch: voorovergebogen zit ze in een stoel, de dochter, en blijkbaar is ze dood. Het komt niet bij de moeder op om het conventioneel wenselijke te doen: de autoriteiten inlichten en de begrafenis regelen. Ze wil niet dat iemand haar dochter aanraakt – tijdens haar leven had de dochter het al moeilijk om grenzen te stellen op het lichamelijke vlak. In plaats daarvan sleept ze haar dochter over de plankenvloer naar de hoek van de kamer, legt haar op een deken en weeft langzaam met zijdedraad een web over haar, om haar te koesteren en te beschermen. De dochter was begeesterd door vlinders en de zijderups, de bombyx mori, en had vroeger laten vallen dat ze geen kist wou. Af en toe gaat de moeder naast haar liggen. Langzaamaan sluit ze zich af van de buitenwereld, ze vermijdt het maken van geluiden en verwaarloost zichzelf. Het rouwen maakt haar diep neerslachtig.

In korte alinea’s komt de lezer met mondjesmaat meer te weten over moeder en dochter en hun tastende verhouding. Als kind was de dochter al een beetje anders: ze is angstig, wordt panisch van nieuwe kleren, heeft moeite om door te zetten en wil overal mee stoppen. Ze gaat een tijdje naar een speciale school. De dokter zegt dat ze suïcidaal is en structuur nodig heeft. Toch gaat ze later op kamers wonen in de grote stad want het leek lange tijd beter met haar te gaan. In de stad wordt ze meer dan vroeger geconfronteerd met haar hoogsensitiviteit: haar ‘oren en ogen liggen open als een wond’, ze wil de wereld liefst zo klein mogelijk maken. Als ze terugkeert om haar moeder te bezoeken, weten beide niet goed hoe ze met elkaar moeten omgaan en wat ze moeten zeggen om elkaar niet te kwetsen. De moeder durft geen knuffel te geven. Ook tijdens telefoongesprekken veinst de moeder opgewektheid maar ze is niet zeker of dat goed is – het kan er immers op lijken dat ze blij is dat haar dochter weg is. Ook de dochter doet alsof alles goed gaat om haar moeder niet ongerust te maken.

Aan thema’s geen gebrek in Bombyx Mori. Naast het intieme verhaal over de moeder-dochterrelatie zoomt Geerlings ook uit naar thema’s die verband houden met wat er in de wereld gebeurt: migratie, aanslagen, oorlog. Ook de dochter komt in de stad in aanraking met de dood. Iemand is op het verkeerde moment op de verkeerde plaats – Tel Aviv, een explosie.

Dietske Geerlings schrijft in een sensuele, poëtische en zintuiglijke taal. Bedachtzaam en genuanceerd. Ze maakt creatief gebruik van de bladspiegel door zinnen te verspreiden over de pagina – alsof de taal afbrokkelt –, door proza af te wisselen met poëzie, door veel witruimte te gebruiken, de lettergrootte aan te passen en paginanummers weg te laten. Maar de auteur zorgt tegelijk ook voor ontregeling en verwarring. In het eerste hoofdstuk, geschreven vanuit het perspectief van de moeder, wordt voortdurend, ook binnen een alinea, gewisseld tussen ‘Lott’ en ‘ze’. De lezer weet uit het voorwoord dat ‘ze’ de moeder is en Lott heet, maar niettemin voegt Geerlings hier een vorm van taalkundige verwarring in die zowel de chaos in het hoofd van de dochter als de ingewikkelde relatie tussen moeder en dochter reflecteert. Ook de typografische bijzonderheden die in de hele roman voorkomen, maar vooral in het middenstuk ‘Witte moerbei’, kunnen op deze manier worden geïnterpreteerd.

Dietske Geerlings geeft haar boeken uit in eigen beheer. Het zorgt ervoor dat ze over alle aspecten van het boek de regie volledig in eigen handen heeft. De lay-out van het boek verdient een aparte vermelding: in tegenstelling tot de meeste boeken die bij een grote uitgeverij verschijnen, heeft Bombyx Mori wél een mooie lay-out. De roman is sober vormgegeven met een foto op de voorkant die refereert aan de inhoud van de roman; bovendien zijn alle titels van Geerlings vormgegeven in dezelfde consequente stijl. Maar het uitgeven van boeken in eigen beheer heeft ook een nadeel: Geerlings wordt wat meewarig bekeken, krijgt geen media-aandacht en bereikt daarom minder lezers. Nochtans schrijft Geerlings erg goed. Haar stilistisch vernuft en taalkundige beheersing zijn indrukwekkend. Haar lef om, vormelijk en stilistisch, buiten de lijntjes te kleuren is bewonderenswaardig. Haar compositie en opbouw zijn evenwichtig. Bombyx Mori is een erg mooie roman, een kostbaar kleinood. Het kan worden betreurd dat de roman geen groot publiek zal bereiken. Want zonder de pr-machine van een uitgeverij is het vechten tegen de bierkaai. Geerlings is te rechtlijnig om met een uitgever samen te werken en gedijt het best in de marge. Haar boeken, die ze schrijft uit innerlijke noodzaak en uit een passie voor de literatuur, passen niet in een commerciële logica. Geerlings wil bewust niet meedraaien in een dolgedraaid literair circus waar ze geen vat op heeft. En die tegendraadsheid verdient respect, veel respect.

Kris Velter

Dietske Geerlings – Bombyx Mori. Zutphen. 154 blz. € 23,50.