Suiker! Zeg het luid, roep het uit

In zijn nieuwste boek, Huiswerk, schetst Geoff Dyer zijn eigen jeugd in Engeland. Geboren in 1958, behoort hij tot de net-niet-boomers, die aanvankelijk opgroeiden in na-oorlogse schaarste en eenvoud. Bij nader inzien helemaal geen slechte tijd, want alles was nog niet zo overgeorganiseerd als nu, het was je nog toegestaan iets vruchteloos te proberen en fouten te maken. En er was een constructieve geest. Onnozel soms, onrechtvaardig ook, maar daar heeft elke generatie nu eenmaal mee te maken. Dyers lichtvoetige, springerige stijl, gecombineerd met zijn intellect en vrije geest, maken ook dit essayistische boek weer tot een avontuurlijk genoegen. Voor generatiegenoten, maar evenzeer voor de niet-net niet-boomers.

Geoff Dyer schrijft geen romans, maar vaak sterk persoonlijk gekleurde, essayistische net-niet non-fictie. Een idee is steeds het vertrekpunt, de uitwerking kan werkelijk alle kanten uitwaaieren. In Uit pure woede bekijkt hij het fenomeen beginnen aan een boek van alle kanten. Wat houdt je tegen, wat zorgt voor oponthoud, wat moet je vooral doen en wat dien je te laten? Klinkt dor, maar nooit bij Dyer, het is een zeer veelzijdig werk, dat begint en eindigt bij D. H. Lawrence, maar daartussen ligt een fascinerende, wondere wereld. In De laatste dagen van Roger Federer brengt hij teksten en gedachten bijeen over het onvermijdelijke einde van carrières, helden, dromen of wat dan ook. Want alles en iedereen heeft nu eenmaal een uiterste houdbaarheidsdatum.

Een Portugese journalist vroeg Dyer na het uitkomen van laatstgenoemde boek of hij ook nog eens een boek overwoog te schrijven over beginnen. Nee, dat was hij niet van plan, antwoordde hij, zo schrijft hij in een noot achterin Huiswerk. Tot hij zich realiseerde dat hij Huiswerk net af had en dat dat juist over beginnen, zijn eigen begin, gaat. Dat Uit pure woede ook een ultiem begin-boek is, laat hij daarbij gek genoeg buiten beschouwing.

Dat Huiswerk aanzienlijk breder is op te vatten dan Dyers persoonlijke kinder- en jeugdervaringen was te verwachten, al is zijn insteek hier nog autobiografischer dan in eerder werk. Het is daarmee toch ook wel een heel Engels boek geworden, waar de machtsverhoudingen van een klassenmaatschappij toen en nu anders liggen dan hier, de Angelsaksische invloeden groter zijn, al hebben we dat inmiddels aardig ingehaald, en waar ook weinig aandacht bestaat voor maaltijden, laat staan culinaire genoegens. Al hebben de Engelsen misschien daar weer een inhaalslag gemaakt, maar toch.

Dyer lijkt geen (cultuur)fenomeen van de jaren zestig en zeventig te hebben vergeten, van het uitrafelen van oude truien om met de wol iets nieuws te breien en de dreiging van tbc-besmetting tot het verzamelen van allerlei tot koop aanzettende commerciële prullaria, kauwgomplaatjes bijvoorbeeld, en de op gang komende seksuele revolutie. Niet opsommerig, verre van, maar van een zekere afstand bekeken, waardoor je helder voor ogen krijgt hoezeer de westerse mens tot een kind van zijn of haar tijd gemaakt wordt.

Veelzeggend is zijn kijk op de versuikerde winkelschappen van die decennia. In alles zat suiker en voor de etenswaren waar het niet in zat, was er natuurlijk de suikerpot, waaruit je kwistig kon strooien. In de pap, op boterhammen, tomaten, frambozen. In drankjes met prik. Volle lepels suiker in thee en koffie.’Niets was ooit te zoet – hoe kon het ook!’ Van diabetes had nog niemand een idee, al was de suiker wel slecht voor je tanden. Generatiegenoten van Dyer kunnen er van meepraten:

Suiker! Zeg het luid, roep het uit, zeg het met wat je nog aan tanden overhebt. (…) Alle volwassenen hadden tandproblemen. Tandpijn. Mondzweertjes. Abcessen. Kunstgebitten. Het maakte deel uit van een nog ongeopend pak volwassenheid waar we niet alleen naar uitkeken, maar naar streefden.

Wat Dyers werk zo innemend maakt, is zijn vriendelijk-kritische manier om naar de wereld van toen te kijken, zonder zich er al te zeer van te distantiëren. Ik hoorde er ook bij, wil hij maar even zeggen, ik was geen haar beter. Je kunt je niet losmaken van je eigen tijd en generatie. Hoewel, op zeker moment kreeg hij de kans zich te plaatsen voor de grammarschool, zeker in Engeland cruciaal voor iemands toekomst. Een prestatie van formaat, zeker vanuit zijn achtergrond van wat armoedige kleine luyden, die maatschappelijke vooruitgang in welke vorm dan ook altijd argwanend bekeken. Dyer geeft er veelzeggende voorbeelden van. Want hoewel hij van zijn ouders hield, hij kon zijn ogen niet sluiten voor hun lage ontwikkeling en altijd remmende gedrag, dat hij al tijdens zijn studie in Oxford ontgroeide.

Wat Huiswerk eveneens leert, is dat al begin jaren zeventig van de vorige eeuw leraren zich grote zorgen maakten over hun leerlingen, die maar geen zin hadden om boeken te lezen. Science fiction, zo was het idee, zou dat moeten oplossen. Maar op jonge leeftijd is er zo veel meer dat je aandacht nodig heeft. Dat ligt echt niet alleen aan onze hedendaagse smartphones of social media. De hormonen razen, de wereld ligt voor je open. Boeken komen later heus nog wel, zoals Geoff Dyer andermaal overtuigend bewijst.

André Keikes

Geoff Dyer – Huiswerk. Een jeugd in Engeland. Vertaald door Ivo Verheyen. 338 blz. Tzara – Antwerpen.