De volgende recensie stond voor het eerst in 2003 in de krant.

Snobs en warhoofden

In Zelf God worden geeft Hans den Hartog Jager een satirisch beeld van de Wereld van de Moderne Kunst. Die wereld van de smetteloos witte galeriezalen waar reusachtige doeken aan de muur hangen met onduidelijke stippen of streepjes erop, of waar een brandende lamp tot kunst is verklaard, of waar op een aantal schappen stofzuigers wanhopig proberen er interessant en kunstzinnig uit te zien.

De ‘beautiful people’ hangen er licht verveeld rond, strak gekapte vrouwen gekleed in modieuze mantelpakjes zwaaien er de scepter en de hypes volgen elkaar in razendsnel tempo op. Binnen dit beeld van deze wereld piekeren kunstenaars er allang niet meer over iets met hun eigen handen te maken. Dat hoeft gelukkig niet meer, alles is kunst, als je er maar wel plechtig bij blijft kijken en genoeg kunstkenners bereid vindt een kunststempel op je werk te drukken. Het werk zelf doet er niet meer toe, alles draait om de ‘impact’ van de kunstenaar.

Den Hartog Jager vertelt de geschiedenis van de jonge galeriehouder Thomas Locher die min of meer toevallig in deze wereld terechtkomt en geïnteresseerd raakt in het werk van de wereldberoemde kunstenaar Lucas Thorvaldsen die bezig is een theorie over het ‘nieuwe modernisme’ te ontwerpen. Het zal allemaal wel. In ieder geval laat Locher zich door dit evidente warhoofd inpalmen en raakt hij betrokken bij diens creatie van een Ultiem Kunstwerk.

We reizen met onze held mee naar Aix-en-Provence, de woonplaats van Cézanne, die daar keer op keer de Mont Sainte-Victoire schilderde, beklimmen die berg en raken, zo lijkt het, betrokken bij een complot rond het graf van Picasso. En ondertussen maakt Den Hartog Jager van de gelegenheid gebruik allerlei informatie in zijn boek rond te strooien over kunst in het algemeen, over Cézanne, Bas Jan Ader, Picasso en vele, vele anderen.

De schrijver laat merken dat hij de kunstwereld goed kent. Hij maakt er grappen over, voert een groot aantal warhoofden en snobs op, geeft af en toe staaltjes van zeden en gewoonten van deze wereld en hij heeft duidelijk plezier in de opzet van zijn roman. Is het daarmee ook een goed boek geworden?

Het is, zoals dat heet, ‘vlot’ geschreven, met heldere scènes erin en duidelijke taal, je leest het zo even weg. Dat kan natuurlijk een voordeel zijn, maar die vlotheid heeft te veel te maken met het net te grappige en te clichématige beeld dat hij van moderne kunstenaars, galeriehouders en kunstkopers neerzet. Eigenlijk weten we alles al uit allerlei leuk bedoelde artikelen in kranten over moderne kunst: die rare kunstenaars toch, wat een oplichters en wat een aanstellerig wereldje is dit.

Dit boek bevestigt alle vooroordelen. De figuren erin blijven typen in een bordkartonnen wereld, waar je heel af en toe heel even om moet lachen, maar waarvan je niet de indruk krijgt dat je er nu iets meer over weet, laat staan dat er sprake is van een verbluffende nieuwe visie.

Het wordt tijd dat er een schrijver opstaat die de moderne kunstwereld onbekommerd en hartstochtelijk beschrijft, bevrijd van vooroordelen en al te gewild grappige prietpraat over kunst. Zo’n boek is dit niet geworden.

Kees ’t Hart

Hans den Hartog Jager – Zelf God worden. De Bezige Bij, Amsterdam. 364 blz.

Deze recensie verscheen voor het eerst in de Leeuwarder Courant op 28 maart 2003.